Mens & MaatschappijMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Video
Op welke manieren verspreiden monniken het christendom (als ze geen gedichtjes schrijven)?
Slide 6 - Open question
Welke drie standen zijn er in de standensamenleving?
Slide 7 - Open question
Maak een tekening van een stuk land in de vroege middeleeuwen. Verwerk daarin de volgende elementen: - leenstelsel - hofstelsel - standensamenleving - Het Christendom
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Maak een voorspelling: wat zou er kunnen gebeuren als er een voedseloverschot komt?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Stel: Je bent een handelaar en wil ambachtsproducten verkopen. Wat is een strategische plek?
Slide 13 - Open question
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Video
Een bewering: Door het ontstaan van steden komt het hofstelsel minder voor. Geef een argument voor deze bewering.
Slide 16 - Open question
Wat is het voordeel van een gilde?
Slide 17 - Open question
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Pas je tekening van het begin aan en maak een tekening van een stuk land en een stad in de late middeleeuwen. Verwerk daarin de volgende elementen: - Ambachten - Handelslieden - Gilden - Stadsrechten die gebruik worden voor bouwwerken
Slide 20 - Open question
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Video
Wat kunnen burgers met stadsrechten? Waarom wordt het leenstelsel zwakker als burgers stadsrechten krijgen?
Slide 23 - Open question
Slide 24 - Video
Een bewering: Het vak beul past niet bij de vroege middeleeuwen, maar wel bij de late middeleeuwen. Leg uit waarom deze bewering juist is.
Slide 25 - Open question
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
Slide 28 - Video
De pest bestond niet in de vroege middeleeuwen, maar wel in de late middeleeuwen. Leg uit waardoor dit komt.
Slide 29 - Open question
Een bewering: Het leenstelsel was een oplossing voor het verdwijnen van het geld in de vroege middeleeuwen. Leg uit waarom deze bewering klopt.