8.3 Democratisering in Nederland





8.3 Democratisering in Nederland
1 / 27
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson





8.3 Democratisering in Nederland

Slide 1 - Slide

Leerdoel:
  • Je kunt uitleggen hoe het proces verlopen is waarbij Nederland een steeds democratischer land is geworden. 

Slide 2 - Slide

Democratisering
Een proces (dus een ontwikkeling over langere tijd) waarbij steeds meer mensen invloed krijgen op de manier waarop het land bestuurd wordt. 
Is nooit afgerond: meer mensen kunnen altijd meer invloed krijgen.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Verkiezingen voor 1917
Censuskiesrecht:
  • Alleen mannen die een hoog bedrag aan belasting (= census) betaalden mochten stemmen
  • Idee dat alleen mannen met geld voldoende verstand hadden om te kunnen stemmen

Districtenstelsel:
  • Nederland was verdeeld in districten
  • Alleen stemmen op iemand uit eigen district
  • Kandidaat met de meeste stemmen kreeg de kamerzetel voor dat district

Slide 11 - Slide

Emancipatie
  • Emancipatie is het streven naar gelijke rechten voor bepaalde groepen die achtergesteld zijn:

  1. Emancipatie van de arbeiders
  2. Emancipatie van de vrouw
  3. Emancipatie van katholieken

Slide 12 - Slide

Protestanten 
  • Vrijwel iedereen christelijk in de 19e eeuw. Meerderheid daarvan protestants. Een klein deel is streng protestants.  

  • Volgens dominees (leiders in de kerk) is de mens van nature slecht. Wij hebben regels nodig, anders gaan we verkeerde dingen doen. 
  • Gehoorzaamheid is belangrijk: in het gezin, in de kerk en in het land. 

Slide 13 - Slide

Katholieken
  • Sinds de Tachtigjarige oorlog (1648) was het katholieke geloof verboden. 
  • Sinds Vrijheid van Godsdienst en Vrijheid van organisatie mochten de katholieken weer officieel bestaan en hadden ze dezelfde rechten. 

    • Wel als groep flinke achterstand op de rest van Nederland (als groep armer, minder hoog opgeleid, minder belangrijke banen) en dus:
    • Streden ze voor emancipatie: gelijke kansen en gelijke rechten, niet alleen voor de wet, maar ook in het dagelijks leven. 

    Slide 14 - Slide

    Confessionelen

    • Protestanten en katholieken samen worden samen de confessionelen genoemd.
    • Op veel punten waren ze het oneens met elkaar, maar ze waren het nog meer oneens met de liberalen en socialisten. 
    • Daarom: op bepaalde punten werkten de katholieken en protestanten samen. 

    Slide 15 - Slide

    Schoolstrijd

    • Openbare scholen kregen geld van de overheid. 
    • Op deze scholen speelde het geloof een kleine rol. De confessionelen wilden daarom hun eigen scholen oprichten. 


    • Dat mocht, maar de confessionelen moesten dit bijzondere onderwijs zelf betalen.

    Slide 16 - Slide

    Schoolstrijd (2)
    • Confessionelen vonden niet terecht en wilden dit veranderen. 
    • Zij vonden dat de overheid zowel het openbare als het bijzondere onderwijs moest betalen
    • In de Tweede Kamer zaten veel liberalen, die voelden daar niets voor
    • Dit conflict over het onderwijs wordt de schoolstrijd genoemd en duurde bijna driekwart eeuw

    Slide 17 - Slide

    Liberalen
    • Hadden in 1848 geen eigen partij.
    • Was  ook niet nodig, want er waren nog geen andere politieke partijen en liberalen hadden de macht
    • Toen andere parijen zich begonnen te organiseren moesten de liberalen wel
    • Richtten in 1885 de Liberale Unie op
    • De meeste mensen  die op deze partij stemden waren rijke burgers

    Slide 18 - Slide

    Weinig rechten voor vrouwen
    • Mannen meer rechten dan vrouwen

    • Vrouwen mochten niet stemmen en mochten geen hoger onderwijs volgen

    • Vrouwen uit lagere klassen moesten werken, waren afhankelijk van inkomen

    • Maar man mocht alles beslissen

    Slide 19 - Slide

    Positie van de vrouw
    • Groep vrouwen uit de hogere burgerij vonden dat positie van de vrouw verbeterd moest worden --> feministen
    • Belangrijke feministen zijn Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker
    • Zij behoorden tot de Eerste Feministische Golf (1880 - 1920)
    • Belangrijkste doelen waren:
    1.  Het krijgen van vrouwenkiesrecht 
    2. Recht op goed onderwijs voor vrouwen

    Slide 20 - Slide

    Wilhelmina Drucker  (1847-1925)
    • Dochter van ongehuwde naaister
    • Het was een schande als een ongehuwde vrouw een kind kreeg
    • Wilhelmina vond dat vrouwen dezelfde rechten en dezelfde kansen moesten krijgen als mannen
    • Richtte in 1889 de Vrije Vrouwenvereniging (VVV) op en vijf jaar later de Vereniging voor Vrouwenkiesrecht (VvVK)
    • Deze partijen streden voor vrouwenkiesrecht

    Slide 21 - Slide

    Aletta Jacobs (1854 - 1929)
    • Was eerste vrouw in twee eeuwen die in Nederland aan de universiteit studeerde en de eerste vrouwelijke arts
    • Werd huisarts in Amsterdam
    • Door meer kennis over voorbehoedsmiddelen wilde ze de gezondheid van vrouwen verbeteren
    • Streed voor vrouwenkiesrecht en goed onderwijs voor meisjes
    • Werd in 1903 voorzitster van de VvVK

    Slide 22 - Slide

    Algemeen kiesrecht
    • Ook confessionelen en socialisten streden voor hun belangen
    • Twee politieke problemen voor tientallen jaren:
    1. Het kiesrecht
    2. De schoolstrijd 

    • De socialisten wilden kiesrecht, de liberalen niet. De confessionelen wilden wel uitbreiding, maar geen algemeen kiesrecht



    Slide 23 - Slide

    Algemeen kiesrecht (2)
    • De confessionelen steunden de socialisten in dit streven
    • in 1917 kwam er algemeen actief kiesrecht
    • Vrouwen kregen passief kiesrecht,  ze mochten niet stemmen, maar zich wel verkiesbaar stellen
    • In 1919 kregen vrouwen alsnog actief kiesrecht en mochten zij dus ook stemmen

    Slide 24 - Slide

    Algemeen kiesrecht (3)
    • Op hun beurt steunden de socialisten de confessionelen in de schoolstrijd
    • Bijzonder onderwijs voortaan ook betaald door de overheid
    • Deze dubbele afspraak, waarbij de socialisten en de confessionelen elkaar hielpen heet de Pacificatie van 1917 
    • Einde van schoolstrijd, maar niet van verzuiling

    Slide 25 - Slide

    Verkiezingen na 1917
    Algemeen kiesrecht:
    • Ingevoerd in 1917
    • Iedere Nederlandse man boven de 24 mag stemmen (vrouwen 1919)
    • Vanaf 1971 is mag je vanaf je 18e stemmen

    Slide 26 - Slide

    Verkiezingen na 1917
    Evenredige vertegenwoordiging:
    • Het hele land heeft dezelfde lijst met kandidaten
    • Voor een zetel in de Tweede Kamer moet de kiesdeler gehaald worden:
    aantal stemmen gedeeld door aantal kamerzetels
    • Ook kleinere partijen kunnen nu in de Tweede Kamer komen

    Slide 27 - Slide