1HV H3 les 11 bron H het bezittelijk vnw

Chapitre 3






Au collège!
Les 11
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Chapitre 3






Au collège!
Les 11

Slide 1 - Slide

pour jeudi 17/02
apprendre:  de bezittelijke vnw 
                           mon, ma mes/ton, ta, tes/son, sa,ses
faire: exercice 30c
exercice 30d 1,2,3,4
exercice 31a a 1,2,3,4,6,7
exercice 31b 1,3,4

Slide 2 - Slide

Tu es comment aujourd'hui ?

Je suis en pleine forme.


Je suis fatigué - fatiguée

 Je suis crevé - crevée

Je suis amoureux - amoureuse.



Je suis triste. 

Slide 3 - Slide

Rol A

Tu aimes les maths? 
Quelle est ta matière préférée?
Qui est ton prof de français? 
Elle est sévère?


Rol B

Oui, j'aime/je déteste les maths
Ma matière préférée, c'est le français
C'est Madame Roy
Oui, elle est très sévère
Non, elle est sympa

Slide 4 - Slide

Prends ton cahier et ton livre p. 124(tb)

Slide 5 - Slide

Noem een aantal bezittelijk voornaamwoorden in het Nederlands

Slide 6 - Mind map

Het bezittelijk voornaamwoord staat voor een...
A
...werkwoord
B
...een lidwoord
C
...zelfstandig naamwoord
D
...een voorzetsel

Slide 7 - Quiz

wat is de regel?
ma soeur s'appelle Juliette
mon frère s'appelle Benoît
mes parents s'appellent Laurent et Cécile

Slide 8 - Slide

De vorm van het bezittelijk naamwoord hangt af van het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort

Le frère                c'est mon frère

La soeur              c'est ma soeur

Les parents           ce sont mes parents


la maison -> c'est ma maison

le vélo -> c'est mon vélo

les livres -> ce sont mes livres

Slide 9 - Slide

De vorm van het bezittelijk voornaamwoord/deel 1

Slide 10 - Slide

LET OP!  je kijkt naar het z.n.w. erachter

Slide 11 - Slide

Uitzondering, let op!
Als het zelfstandig naamwoord vrouwelijk enkelvoud is en met een klinker of stomme h begint: altijd mon, ton of son!

Amélie est ma amie -> klinkerbotsing

Amélie est mon amie.  = Amélie is mijn vriendin.
C'est son armoire.         = Dat is zijn/haar kast 


Slide 12 - Slide

Vul het juiste bez. vnw. in:
Je suis dans ... (mijn) chambre. (v)
A
mon
B
ma
C
ta
D
sa

Slide 13 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Het is jouw boek (m).
A
C' est ton livre
B
C'est ta livre.
C
C' est tes livre

Slide 14 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Juliette est ... (haar) soeur.
A
son
B
sa

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Ruben est ... (haar) frère.
A
son
B
sa

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
Marie is mijn vriendin (v).
A
Marie est mes amie.
B
Marie est ma amie.
C
Marie est mon amie.

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste bez. vnw. in:
7, Rue de la Gare est ... (zijn) adres (v).
A
B
C
sa
D
son

Slide 18 - Quiz

A toi!  p. 126
Maak exercice 30 a (klassikaal)
exercices 30c
exercice 30d 1,2,3,4
exercice 31a a 1,2,3,4,6,7
exercice 31b 1,3,4
ben je al klaar? maak ex 31d

Slide 19 - Slide