Deel 2 les 1_herhaling

Tekstvoorbeelden, tekstsoorten en tekstdoelen
1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsSecundair onderwijs

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Tekstvoorbeelden, tekstsoorten en tekstdoelen

Slide 1 - Slide

1. Tekstvoorbeelden
Elke dag komen wij heel wat geschreven taal tegen.
Er bestaan dan ook heel wat teksten.
Welke tekstvoorbeelden herken jij op de volgende slide?
Je kent ze zeker en vast.
Sleep de juiste combinaties bij elkaar!

Slide 2 - Slide

de advertentie
het stripverhaal
sms
het gedicht

Slide 3 - Drag question

Herken je ook deze tekstvoorbeelden?

Kijk goed naar de afbeelding.
Herken je het teksttype?
Schrijf ook telkens het lidwoord 
DE of HET.
Bijvoorbeeld: de advertentie

Slide 4 - Slide


Slide 5 - Open question


Slide 6 - Open question

2. TEKSTSOORTEN
Al deze teksttypes behoren tot een bepaalde tekstsoort.
We onderscheiden 6 tekstsoorten:
  1. informatieve teksten
  2. narratieve teksten
  3. emotieve teksten
  4. persuasieve teksten
  5. opiniërende teksten
  6. prescriptieve teksten

Slide 7 - Slide



Welke tekstsoort zie je?

Slide 8 - Slide


A
opiniërende tekst
B
narratieve tekst
C
prescriptieve tekst
D
persuasieve tekst

Slide 9 - Quiz



Welke tekstsoort zie je?

Slide 10 - Slide


A
informatieve tekst
B
narratieve tekst
C
emotieve tekst
D
prescriptieve tekst

Slide 11 - Quiz



Welke tekstsoort zie je?

Slide 12 - Slide


A
informatieve tekst
B
persuasieve tekst
C
narratieve tekst
D
emotieve tekst

Slide 13 - Quiz



Welke tekstsoort zie je?

Slide 14 - Slide


A
narratieve tekst
B
prescriptieve tekst
C
persuasieve tekst
D
emotieve tekst

Slide 15 - Quiz



Welke tekstsoort zie je?

Slide 16 - Slide


A
narratieve tekst
B
prescriptieve tekst
C
persuasieve tekst
D
emotieve tekst

Slide 17 - Quiz



Welke tekstsoort zie je?

Slide 18 - Slide


A
opiniërende tekst
B
prescriptieve tekst
C
persuasieve tekst
D
informatieve tekst

Slide 19 - Quiz



Welke tekstsoort zie je?

Slide 20 - Slide


A
opiniërende tekst
B
prescriptieve tekst
C
persuasieve tekst
D
narratieve tekst

Slide 21 - Quiz

3. Tekstdoelen
Een schrijver heeft met zijn tekst een doel.
Hij wil de lezer informeren, ontroeren, overtuigen enz.

Slide 22 - Slide

Wat is het tekstdoel?
De schrijver wil informatie geven. Hij wil iets vertellen over een onderwerp. Je leest deze tekst omdat je iets wilt weten.
A
informeren
B
overtuigen
C
ontspannen
D
ontroeren

Slide 23 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
De schrijver wil dat de lezer het vooral leuk vindt om de tekst te lezen. Jij leest deze tekst in je vrije tijd.
A
instructies geven
B
overtuigen
C
ontspannen
D
ontroeren

Slide 24 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
De schrijver wil gevoelens bij je opwekken. Dit kunnen positieve of negatieve gevoelens zijn.
A
informeren
B
overtuigen
C
ontspannen
D
ontroeren

Slide 25 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
De schrijver wil jouw handelen sturen.
A
informeren
B
instructies geven
C
verhaal vertellen
D
ontroeren

Slide 26 - Quiz

Slide 27 - Slide

Wat is het doel van deze tekst?
A
ONTSPANNEN
B
ONTROEREN
C
INFORMEREN
D
OVERTUIGEN

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Welk tekstvoorbeeld is dit?
(gebruik ook het lidwoord DE of HET)

Slide 30 - Open question

Wat is het DOEL van een formulier?
A
OVERTUIGEN
B
ONTROEREN
C
INFORMEREN
D
ONTSPANNEN

Slide 31 - Quiz

Slide 32 - Slide

Welk tekstvoorbeeld dit?
(gebruik ook het lidwoord DE of HET)

Slide 33 - Open question

Wat is het DOEL van een gedicht?
A
INFORMEREN
B
ONTROEREN
C
OVERTUIGEN
D
ONTSPANNEN

Slide 34 - Quiz

Ik begrijp wat tekstvoorbeelden zijn.
JA
NEE
EERDER WEL
EERDER NIET

Slide 35 - Poll

Ik begrijp wat tekstsoorten zijn.
JA
NEE
EERDER WEL
EERDER NIET

Slide 36 - Poll

Ik begrijp wat tekstdoelen zijn.
JA
NEE
EERDER WEL
EERDER NIET

Slide 37 - Poll

De vragen lukten goed.
JA
NEE
EERDER WEL
EERDER NIET

Slide 38 - Poll