Opdracht 2 1 uitkiezen, genezen, krimpen, graven, rijgen, zwerven, snuiten 2 uitkiezen – ik koos uit genezen – ik genas krimpen – ik kromp graven – ik groef rijgen – ik reeg zwerven – ik zwierf snuiten – ik snoot 3 Eigen werk.
Opdracht 5 1 ik matchte 2 jullie dumpten 3 de regisseur timede 4 wij babysitten 5 jij jamde 6 hij grilde
Slide 6 - Slide
Opdracht 6 1 a gewijzigd – ik wijzigde b getinteld – ik tintelde c uitgerust – ik rustte uit d gefronst – ik fronste e gegluurd – ik gluurde f geblokt – ik blokte 2 Werkwoorden met een -d als eindletter van het voltooid deelwoord hebben ook -de(n) in de persoonsvorm in de verleden tijd. Werkwoorden met een -t als eindletter van het voltooid deelwoord hebben ook -te(n) in de persoonsvorm in de verleden tijd. 3 De regel van ’t kofschip werkt ook bij het bepalen van de eind-d of -t in het voltooid deelwoord. 4 Eigen antwoord.