Jongen: Wat ben je mooi, wat ben je knap.
Je bent lief, zo lief!
Je bent zo slank als een palmboom, je borsten lijken op druiventrossen.
Ik wil wel in die palmboom klimmen en me vasthouden aan zijn takken.
Ik wil je kussen en je liefde proeven met mijn lippen.
Want je adem is zo zoet als een appel, je tong smaakt naar zoete wijn,
je borsten lijken op druiventrossen.
Het meisje:Ik ben van mijn liefste, hij verlangt naar mij!
Kom mijn liefste, laten we naar buiten gaan, laten we slapen tussen de bloemen.
Laten we vroeg naar de wijngaard gaan. Daar in de wijngaard zal ik je liefhebben