This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Raadsel
Slide 1 - Slide
De letter m!
Slide 2 - Slide
Huiswerk-controle
Slide 3 - Slide
Vrijdag
d-toets!
Slide 4 - Slide
Tekstopbouw
Slide 5 - Slide
Uit welke drie delen is een goede tekst opgebouwd?
Slide 6 - Mind map
Slide 7 - Slide
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.
1. Hier wordt de tekst afgerond.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 8 - Quiz
Dit weet je al.
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.
2. Hier wordt kort het onderwerp genoemd.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 9 - Quiz
Dit weet je al.
Welke zin hoort bij welk tekstdeel. Kies steeds uit: inleiding - kern - slot.
3. Hier staat meer informatie over het onderwerp.
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 10 - Quiz
Lees tekst 1 en 2 nauwkeurig. (klik op het plaatje om te vergroten) Het zijn fragmenten uit twee verschillende teksten.
Wat is het onderwerp van beide teksten?
A
boswachter Richard
B
overnachten in het bos
C
zwervers in het bos
Slide 11 - Quiz
Nogmaals tekst 1 en 2.
Welke antwoord is juist.
A
tekst 1 is een inleiding
tekst 2 is een kern
B
tekst 1 is een kern
tekst 2 is een slot
C
tekst 1 is een slot
tekst 2 is een inleiding
D
tekst 1 is een inleiding
tekst 2 is een slot
Slide 12 - Quiz
Tekstopbouw
inleiding
onderwerp, aandacht trekken
kern
uitwerking onderwerp, deelonderwerpen, meeste alinea's, soms tussenkoppen
slot
samenvatting/conclusie, geen nieuwe informatie!
Slide 13 - Slide
In welk deel van de tekst (inleiding, kern, slot) verwacht je onderstaande zin? 'En daarom raad ik iedereen aan meer televisie te kijken.'
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 14 - Quiz
In welk deel van de tekst (inleiding, kern, slot) verwacht je onderstaande zin? 'Televisiekijken biedt bovendien de broodnodige ontspanning.'
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 15 - Quiz
In welk deel van de tekst (inleiding, kern, slot) verwacht je onderstaande zin? 'Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.'
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 16 - Quiz
In welk deel van de tekst (inleiding, kern, slot) verwacht je onderstaande zin? 'Het moge duidelijk zijn: televisiekijken is de beste invulling van je vrije tijd.'
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 17 - Quiz
Alinea's
Slide 18 - Slide
In welk deel van de tekst (inleiding, kern, slot) verwacht je onderstaande zin? 'Zullen onze kleinkinderen nog weten wat televisie is?'
A
inleiding
B
kern
C
slot
Slide 19 - Quiz
Alinea's bestaan uit minimaal ... zinnen.
A
twee
B
drie
C
vier
D
vijf
Slide 20 - Quiz
Wat maakt deze afbeelding van Ursus Wehrli duidelijk over alinea's?
Slide 21 - Slide
Wanneer begin je aan een nieuwe alinea?
Slide 22 - Slide
Wanneer begin je aan een nieuwe alinea?
Als je bij een nieuw (deel)onderwerp komt.
Als je de tekst leest en merkt dat er een 'pauze' valt.
Slide 23 - Slide
Inleiding - kern - slot
Net als de gehele tekst, is een alinea ook in te delen in een opening, een kern en een slot.
Inleiding: een korte inleiding van het (deel)onderwerp in die alinea.
Kern: uitleg, voorbeeld of iets anders.
Slot: samenvatting of conclusie.
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Hoe kun je het verband tussen de zinnen van een alinea duidelijk maken?
Slide 26 - Slide
Hoe kun je het verband tussen de zinnen van een alinea duidelijk maken?
Door voegwoorden te gebruiken (als 'omdat', 'dankzij').
Door een aankondiging te doen. Je vertelt de lezer dan wat er komt.
Slide 27 - Slide
Tussenkopjes
Gebruik tussenkopjes alleen als je tekst zo lang is dat het anders onoverzichtelijk wordt
Geen vraag
Één of enkele woorden
Hoofdletters
Slide 28 - Slide
titel
tussenkopje, je ziet dat het tussenkopje boven een groepje alinea's staat