This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Vruchtbaarheidstechnieken
Slide 1 - Slide
Welk hormoon/welke hormonen worden toegediend bij OI en aan wie?
A
FSH aan de man
B
FSH aan de vrouw
C
testosteron aan de man
D
FSH en LH aan de vrouw
Slide 2 - Quiz
Waar staat de K van KI en KID voor?
A
Kwaliteit
B
Kind
C
Kunstmatige
D
Kwantiteit
Slide 3 - Quiz
IUI moet op het juiste moment gebeuren, anders werkt het niet. Welk hormoon/welke hormonen moeten in hoge concentratie aanwezig zijn in het bloed van de vrouw tijdens IUI?
A
FSH en LH
B
FSH en oestrogeen
C
LH en oestrogeen
D
LH en progesteron
Slide 4 - Quiz
IVF staat voor in vitro fertilisatie. Wat betekent vitro?
A
leven
B
glas
C
reageerbuis
D
zwavelhoudend
Slide 5 - Quiz
De tweede I van ICSI staat voor injectie. Waar wordt in geïnjecteerd?
A
In de vagina
B
In de baarmoeder
C
In de eicel
D
In de testikels
Slide 6 - Quiz
Casus
Welke technieken zijn nodig?
Slide 7 - Slide
1. De baarmoeder van de vrouw heeft een chemische disbalans waardoor embryo’s sterven voor ze innestelen.
Slide 8 - Open question
1. Probleem baarmoeder
draagmoeder
(en IUI / IVF)
Slide 9 - Slide
2. De vrouw produceert te weinig GnRH
Slide 10 - Open question
2. Vrouw te weinig GnRH
OI
Slide 11 - Slide
3. De zaadcellen van de man zwemmen slecht.
Slide 12 - Open question
3. Slechte zwemmers
IUI
IVF
ICSI (als ze helemaal niet zwemmen)
Slide 13 - Slide
4. Eileiders van de vrouw zijn verstopt door littekenweefsel.