Werken met bronnen

• Maatschappijwetenschappen
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

Werken met bronnen

Standaard stappenplan

Stap 1. Lees de vraag. Snap je waar de vraag over gaat? Bedenk voor je zelf wat je er al van weet.

Stap 2. Bekijk de bron, wat voor bron is het? Tekst, foto, kaart, tabel, grafiek, cartoon, diagram etc.

Stap 3. Lees alle extra informatie die bij de bron staat: bv. Maker, datum, ondertitel, tekstballonnen, aanvullende informatie over de inhoud van de bron.

Stap 4. Kijk terug naar de vraag en formuleer een antwoord. Doe dit in een volledige zin.

Stap 5. Controleer je antwoord. Heb je informatie uit de bron in je antwoord gebruikt?

Noem de 4 stappen die je zet bij gebruik van bronnen

Stappenplan MAW 

Splits in elk geval bij cartoons/spotprenten stap 3 uit in de volgende stappen

Waarnemen – wat zie je allemaal (denk ook aan titels, ondertitels, teksten in de beeldbronnen, letterlijk beeldelementen, bron)

Interpreteren – Wat is de boodschap/essentie van de bron, wat wil de maker van de bron hier mee zeggen

Beoordelen – Is de boodschap duidelijk, zit er sarcasme in, wat vind jij van de boodschap

Noem de drie deelstappen die je zet bij stap 3: het uitwerken van extra informatie

Stappenplan MAW

Splits ALTIJD stap 4 uit in de volgende stappen

DTC

- Definieren 

- Toepassen

- Concluderen

(zie ook inleiding opdrachtenboek: ICE = DTC)

Examen vwo 2019 tijdvak 2

Examen vwo 2019 tijdvak 2

Examen vwo 2019 tijdvak 2

Stappenplan MAW

Splits ALTIJD stap 4 uit in de volgende stappen

DTC

- Definieren : werk alle relevante geleerde kennis uit

- Toepassen : geef concrete voorbeelden en/of citaten uit de tekst per element van de geleerde kennis

- Concluderen : koppel de geleerde kennis en de concrete voorbeelden en/of citaten aan elkaar

(zie ook inleiding opdrachtenboek: ICE = DTC)

Bij hoofd- en kernconcepten

Let op! Als de geleerde kennis bestaat uit een hoofd- of kernconcept dan moet je dit hoofd- of kernconcept

ALTIJD OPDELEN IN 

ELEMENTEN

Noem de drie deelstappen die je zet bij stap 4: het formuleren van je antwoord

Noem de 4 stappen bij gebruik van bronnen + deelstappen bij stap 3 en deelstappen bij stap 4

Voorbeeld 

Stel je voor dat in een bron staat dat Duitsers een beeld hebben van Nederlanders dat ze brutaal zijn maar dat Nederlanders zichzelf als direct, open en eerlijk beschouwen.

Vraag: Welk kerconcept beschrijft goed het verschil tussen hoe Duitsers naar Nederlanders kijken en hoe Nederlanders naar zichzelf kijken? Licht je antwoord toe mat een verwijzing naar de bron.

Voorbeeld 

D: Het kernconcept identiteit gaat over het beeld dat mensen van zichzelf hebben (element 1) en over het beeld dat mensen van groepen hebben (element 2)

T: In de bron wordt gesproken over het beeld dat Nederlanders van zichzelf hebben en over het beeld dat Duitsers hebben van Nederlanders 

C: Het verschil in identiteit beschrijft dus goed het verschil tussen hoe Duitsers naar Nederlanders kijken (element 2) en hoe Nederlanders naar zichzelf kijken (element 1) 

DTC = ICE

Zie ook inleiding in je opdrachtenboek als je dit nog eens na wilt lezen

Definiëren = Introduce 

Toepassen = Cite

Concluderen = Explain

Maar dit mag je ook snel vergeten als je dit verwarrend vindt!