Uitleg argumenteren 1: argument, tegenargument en weerlegging
argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
argumenten, tegenargumenten en weerleggingen
Slide 1 - Slide
Lesdoel 1: Ik kan onderscheid maken tussen feitelijke (objectieve) en waarderende (subjectieve) argumenten
Lesdoel 2: Ik kan argumenten, tegenargumenten en weerleggingen herkennen en begrijpen
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Wat weet je nog?
Slide 4 - Slide
Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument
Slide 5 - Quiz
[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Standpunt
B
Argument
Slide 6 - Quiz
Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
In het kort:
Een tegenargument gaat in tegen het standpunt.
Een weerlegging gaat in tegen een argument.
Slide 13 - Slide
Feitelijk of waarderend argument? Jehova's getuigen mogen niet langer in het openbaar nieuwe leden werven, want deze mensen vallen anderen alleen maar lastig!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 14 - Quiz
Feitelijk of waarderend argument? Je zou eens een boek moeten lezen, er gaat een wereld voor je open!
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 15 - Quiz
Feitelijk of waarderend argument? Het is beter om geen vlees te eten want heel veel dieren lijden pijn voordat ze gedood worden voor de vleesindustrie.
A
feitelijk argument
B
waarderend argument
Slide 16 - Quiz
Slide 17 - Video
00:00
Greta gebruikt vooral...
A
Waarderende argumenten
B
Feitelijke argumenten
Slide 18 - Quiz
Werken aan de nieuwe weektaak
- Argumenteren paragraaf 1: opdr. 5,6,7,8
- Argumenteren paragraaf 2: opdr. 1,2,3,4
- Argumenteren paragraaf 2: opdr. 5,6,7,8,9
- toets formuleren bespreken
- Opdrachten nakijken
Slide 19 - Slide
Gebruikt Greta feitelijke of waarderende argumenten?
A
feitelijk
B
waarderend
Slide 20 - Quiz
Stelling:
Utrecht is een prettige stad om in te wonen
Feitelijk argument
Waarderend
argument
Er wonen in Utrecht veel jonge gezellige mensen.
Utrecht was in 2013 de stad met de grootste stijging van het aantal inwoners.
Slide 21 - Drag question
Stelling:
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Rotterdam gaan
Waarderend argument
Feitelijk
argument
Het is veel gezelliger om met het openbaar vervoer naar Rotterdam te komen
Dan maken er meer mensen gebruik van het openbaar vervoer
Slide 22 - Drag question
Stelling: Maastricht is een prima stad om een
excursie voor CKV te organiseren.
Waarderend argument
Feitelijk argument
In Maastricht kan je verschillende musea en galeries bezoeken