3.5 variatie in genotypen

3.4 stambomen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

3.4 stambomen

Slide 1 - Slide

Even herhalen

Slide 2 - Slide

Waaruit bestaat een gen?

Slide 3 - Open question

Leg in je eigen woorden uit wat een allel is:

Slide 4 - Open question

Benoem een verschil tussen het genotype en fenotype

Slide 5 - Open question

Op het moment van bevruchting komt het ..... tot stand
A
genotype
B
fenotype

Slide 6 - Quiz

Tom heeft bij de kapper zijn haar geverfd. Wat is er veranderd?
A
het genotype
B
het fenotype

Slide 7 - Quiz

Leg in je eigen woorden het verschil tussen heterozygoot en homozygoot uit:

Slide 8 - Open question

Ashley heeft van haar vader een allel geërfd met de oogkleur groen en van haar moeder een allel met de oogkleur groen. Anouk is .... voor eigenschap van de oogkleur
A
homozygoot
B
heterozygoot

Slide 9 - Quiz

Romy is heterozygoot voor de eigenschap van haar haarvorm. Zij heeft krullend haar. Welk allel is dominant en welke is recessief?

Slide 10 - Open question

Maaike heeft blond haar. De allelen voor haar haarvorm zijn aa.
Is Maaike homozygoot of heterozygoot voor de eigenschap haarkleur? en welk allel dominant en recessief?

Slide 11 - Open question

3.5 variatie in genotype

Slide 12 - Slide

leerdoelen
3.5.1 Je kunt beschrijven hoe door geslachtelijke voortplanting variatie in genotypen ontstaat.
3.5.2 Je kunt omschrijven wat een mutatie is en je kunt omschrijven hoe kanker ontstaat.

Slide 13 - Slide

Ongeslachtelijke voortplanting
- Deel van een plant kan uitgroeien tot een nieuwe plant.
- Genotype blijft hetzelfde, fenotype hoeft niet. 
- Voorbeelden van ongeslachtelijke voortplanting zijn stekken en knollen. 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Geslachtelijke voortplanting
- versmelten van twee geslachtcellen.
- verschillende mogelijkheden in genotypen; variatie in genotypen
- Door variatie in genotypen ontstaat er ook variatie in fenotypen. 

Slide 17 - Slide

Mutatie
- genotype kan ook veranderen door mutatie
- mutatie = Plotselinge verandering van het DNA.
- Vindt de mutatie in een lichaamscel plaats, dan veranderd het genotype in andere lichaamscellen niet. Bij mutatie in geslachtscellen wordt de mutatie doorgegeven aan de nakomelingen. 

Slide 18 - Slide

- Als bij organisme het gemuteerde allel in het fenotype tot uiting komt dan noemen we dat een mutant
- Mutatie kan ontstaan door celdeling. 
- Mutatie kan ook door invloeden van buitenaf ontstaan. Dit noem je mutagene invloeden. bijv. uv-straling, sigarettenrook. 

Slide 19 - Slide

Kanker
- sommige mutaties zorgen ervoor dat cellen te snel en zonder stoppen gaan delen. 
- Op ontstaat dan een tumor (gezwel). 
- Goedaardige tumoren; groeien langzaam en tast niets aan.
- kwaadaardige tumoren; groeien snel en dringen omringd weefsel binnen.
- Dit noem je kanker. 
- Wanneer deze tumoren in het bloed terecht komen kan het zich door het hele lichaam verspreiden en nieuwe tumoren ontstaan (uitzaaiing). 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Maken
vanaf blz. 187
Opdracht 1 t/m 5
vanaf blz. 193
opdracht 1 t/m 8

Slide 22 - Slide