Ondernemend gedrag les 5. BSF

1 / 27
next
Slide 1: Slide
Ondernemend gedragMBOStudiejaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Aan het eind van deze les:
• ken je basisbegrippen die horen bij ondernemerschap en ondernemend gedrag 
• bezit je kennis over belangrijke (actuele) ontwikkelingen in je werkveld 
• kun je de eigen werksituatie in beeld brengen 
• kun je verbetervoorstellen doen ten aanzien van je eigen werksituatie 
• kun je omgaan met feedback 
• kun je reflecteren op je eigen gedrag.

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

1. Beroepshouding
2. STARR
3. Zelfstandigheid 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lezen
Lees als eerst de 3 theoriebronnen aandacht door.
Starr, Beroepshouding en zelfstandigheid

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Beroepshouding
Als je ergens gaat werken, verwacht jouw leidinggevende veel van je. Je moet dingen kennen en kunnen. Maar je moet je ook op een bepaalde manier gedragen. Al die dingen samen horen bij een goede beroepshouding. Bij een goede beroepshouding zijn dus drie zaken belangrijk:

· kennis (kennen)
· vaardigheden (kunnen)
· gedrag (houding)


Slide 6 - Slide

This item has no instructions

‘Kennis’ gaat over de dingen die je moet weten.
A
Je moet de organisatie van het bedrijf kennen.
B
Je moet de wetten en regels van de overheid kennen.
C
Je moet de regels van het bedrijf kennen.
D
Je moet de juiste vakkennis hebben

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welke vaardigheden moet jij op school laten zien?

Slide 8 - Mind map

This item has no instructions

‘Gedrag’ gaat over de dingen die een ander kan waarnemen.
A
goed kunnen vakkenvullen
B
Je moet aardig zijn tegen collega’s
C
telefoneren

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

STARR
Le

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

STARR- methode
Situatie
Je beschrijft de context waarin de gebeurtenis plaatsvond. Wat gebeurde er? Wie waren erbij betrokken? Waar en wanneer speelde het zich af? Beschrijf puur de feiten en omstandigheden, alsof je vertelt wat er in een film te zien was.
Taak
Hierbij gaat het om jouw rol in de situatie. Wat was jouw opdracht? Wat werd er van je verwacht? Dit kan de taak zijn die je van school of van je stagebegeleider kreeg, maar maak het ook persoonlijk. Vraag je bijvoorbeeld af wat jij wilde bereiken en van jezelf verwachtte.

Actie
Vervolgens beschrijf je jouw daadwerkelijke handelingen. Wat heb je gedaan? Wat heb je gezegd? Probeer ook te onderbouwen waarom je het op die manier hebt aangepakt. 
Resultaat
Stel jezelf de volgende vragen: Wat waren de gevolgen van jouw actie? Hoe reageerden de betrokken personen op wat jij deed? Het gaat er nog niet om of je hiermee tevreden bent, maar alleen om wat er gebeurde na jouw actie.
Reflectie
Ten slotte kun je met de methode van STARR reflecteren op de voorgaande onderdelen. Hoe vond je dat jij het deed? Ben je tevreden over de uitkomst of het resultaat van je handelen? Wat heb je geleerd? Kun je dit ook toepassen in andere situaties? Wat zou je volgende keer anders doen? Probeer je voor een diepgaande reflectie ook te verplaatsen in de mensen die betrokken waren bij de situatie en je af te vragen wat zij over jouw actie zouden zeggen. 

Slide 11 - Slide

Kijk even naar je eigen groep wat voor jouw groep werkt. 

Neem je het gezamenlijk door in de klas? 
Laat je de studenten het eerst in tweetallen bespreken? 
Maak hierin je eigen keuze. 
Zorg wel dat je goed voorbereid de les in gaat en dus zelf ook antwoord kan geven op de vragen.

Stel, je hebt hard gewerkt aan een project.... en dan hoor je dat het resultaat niet voldoende is. Hoe reageer je?

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

Reflecteren

Slide 13 - Mind map

This item has no instructions

STAR evaluatie/reflectie
Wat gaat goed, wat vind je minder goed en waarom?

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Wat zou je anders doen in een reflectie? (zie voorbeeld hierboven)

Slide 15 - Open question

This item has no instructions

Evaluatie en reflectie
Evalueren: bespreken van een situatie die zich heeft voorgedaan
  • gericht op de feiten

Reflectie: gericht op jouw gedrag, gevoel, leren
  • wat ging goed
  • wat kan beter
  • wat kan anders

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Zelfstandigheid
Zelfstandigheid betekent dat je je eigen keuzes mag en kunt maken. Zelfstandigheid heeft met vrijheid te maken, maar ook met verantwoordelijkheid. 
Zelfstandig werken betekent ook verantwoordelijkheid hebben.

Als je iets doet, moet je kunnen uitleggen waarom je dat doet. Dat noem je verantwoording afleggen. Meestal doe je dat bij je leidinggevende. Verantwoording afleggen is heel normaal. Het betekent niet dat je iets verkeerd hebt gedaan.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Leg in je eigen worden uit:
Wat is zelfstandigheid
Waarom gebruik je een STARR en waar staan deze letters voor?
Welke drie zaken zijn belangrijk bij een goede beroepshouding?

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Slide 27 - Slide

This item has no instructions