Zwakke Werkwoorden + stam -M -N oefenen

De stam van een werkwoord in het Duits is ...?
A
de ik-vorm (ich)
B
het hele werkwoord
C
het hele werkwoord min -n
D
het hele werkwoord min -en
1 / 16
next
Slide 1: Quiz
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

De stam van een werkwoord in het Duits is ...?
A
de ik-vorm (ich)
B
het hele werkwoord
C
het hele werkwoord min -n
D
het hele werkwoord min -en

Slide 1 - Quiz

Bij welke vormen moet je bij werkwoorden op m/n opletten?
A
ich, du, er/sie/es/man
B
du, er/sie/es/man
C
du, er/sie/es/man, ihr
D
ich, du, ihr

Slide 2 - Quiz

Naast de stam die eindigd op m/n moet nog iets van toepassing zijn:

Slide 3 - Open question

Als de stam eindigt op m/n + medeklinker doe je dus:

Slide 4 - Open question

Welke uitgang komt er achter de stam bij 'du' (öffnen)

Slide 5 - Open question

Welke uitgang komt er achter de stam bij 'Sie' (u) (atmen)

Slide 6 - Open question

Welke uitgang komt er achter de stam bij 'Peter' (rechnen)

Slide 7 - Open question

Welke uitgang komt er achter de stam bij 'ihr' (zeichnen)

Slide 8 - Open question

Ich ...... alles zusammen. (rechnen)
A
reche
B
rechne
C
rechnene
D
rechene

Slide 9 - Quiz

....... es am Sonntag? (regnen)
A
regenet
B
Regnt
C
Regnet
D
regnet

Slide 10 - Quiz

Wie ...... man unter Wasser? (atmen)
A
atemet
B
atmt
C
atmest
D
atmet

Slide 11 - Quiz

Wir haben gestern ...... (zeichnen)
A
zeichen
B
gezeichnet
C
gezeicht
D
zeichnen

Slide 12 - Quiz

Peter ...... jeden Samstag die Tür. (öffnen)
A
geöffent
B
öffent
C
geöffnet
D
öffnet

Slide 13 - Quiz

Hat es an Ostern bei euch ....... ? (regnen)
A
regnet
B
regent
C
geregnet
D
geregent

Slide 14 - Quiz

Vertaal:
Waar regent het?

Slide 15 - Open question

Vertaal:
Jullie rekenen goed!

Slide 16 - Open question