z29 19 juni

• Aardrijkskunde
• ISK

Wat we gaan doen vandaag:

• Teksten inleveren
• Opdrachten maken
• Begin nieuw hoofdstuk
• Video
• Maken opdrachten

Herhalings opdrachten

Hierna gaan we beginnen aan het nieuwe hoofdstuk

Je weet na deze les:

• Je weet het verschil tussen een dorp en een stad
• Je weet welke gebouwen een stad heeft

Video: huizen in Nederland

Schrijf woorden op die je hoort.

Bewaar de woorden in je schrift.

Waar wonen mensen?

• De meeste mensen wonen in dorpen of steden
• Het platteland is het gebied buiten de dorpen en steden

• In een stad leven veel mensen in een gebied
• In een dorp leven minder mensen
• Een dorp is dus kleiner dan een stad

Een dorp in Nederland

Een stad in Nederland

Dorp in ...?

Stad in Brazilië

Het dorp

Een dorp is klein

Dorpen hebben minder gebouwen:

-Minder winkels

-Minder scholen

-Minder huizen

De stad

• In een stad wonen veel mensen
• De gebouwen zijn hoger
• Wolkenkrabbers
• In een stad heb je:
  Ziekenhuis
  Universiteit
  Voetbalstadion
  Centraal station

Moeilijke woorden

Schrijf deze woorden op in je schrift:

1. Het dorp: een gebied waar mensen bij elkaar wonen
2. De stad: een groter gebied waar heel veel mensen dicht bij elkaar wonen
3. Het platteland: het gebied buiten het dorp en de stad.

Waar wonen meer mensen?

1. Een dorp
2. Een stad
3. Het platteland

Waar is deze foto gemaakt?

1. In een stad
2. In een dorp
3. Op het platteland

"In een dorp zijn geen scholen"
Is dit goed of fout?

1. Goed
2. Fout

Welk plaatje past bij de stad?

1. 
2. 
3. 
4. 

Opdrachten maken

Maak de vragen op het blad

Tot 9:40

Ben je klaar?=

Maak uit het boek opdracht 1, 2 en 3

antwoord op vraag 4: 13.098.000

Je weet na deze les:

• Je weet het verschil tussen een dorp en een stad
• Je weet welke gebouwen een stad heeft

Volgende les:

Maak de opdrachten af (1, 2 en 3)

We gaan verder met het hoofdstuk