Let op:
1. Als er sprake is van een datum, dan zet je een punt achter het getal.
Bijvoorbeeld: Ich komme am 7. Juni zu Besuch.
2. in een zin wordt het rangtelwoord vaak als bijvoeglijk naamwoord gebruikt.
In dat geval moet je de uitgangen van het bijvoeglijk naamwoord achter het rangtelwoord plakken. ( uitgangen 'sleutel'/ 'bett')
Bijvoorbeeld: Wir befinden uns im dritten Stock ( 3. Stock).
Er hat ein zweites Kind bekommen. (de e van de uitgang -es valt weg omdat het rangtelwoord al op een -e eindigt)