maandag 8 feb

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Goedemorgen

Doe meteen bij de start van de les de camera aan. 

Log alvast in bij LessonUP

De code staat links onderin

Hoe gaat het met jullie?

Leuke zondag gehad?

😒🙁😐🙂😃

Planning deze week

Woordenschat bespreken en oefenen

Herhalen lezen H1 t/m H4

Oefenproefwerk lezen H 1t/m 4: woensdag 17 februari 

Hoe zoek je naar een voorbeeld
van een moeilijk woord?

opdracht 1 (blz. 76)

	voorbeelden	Voorbeeld(en) van...	Waaraan zie je dat?
a	melk en kaas	zuivelproducten	bijvoorbeeld
b	de Telegraaf en NRC	dagbladen	zoals
c	slingers, fopneuzen en ballonnen	feestartikelen	je moet denken aan
d	steigers, betonmolen, muurzagen	bouwgereedschap	haakjes

Opdracht 2 (blz. 77)

Opdracht 2 (blz. 77)

1. project = 

2. herkomst = 

3. expositie = 

4. aansloeg = 

Opdracht 2 (blz. 77)

1. project = voorbereiden en organiseren van activiteiten

2. herkomst = waar iets vandaan komt

3. expositie = tentoonstelling

4. aansloeg = succesvol was

Opdracht 2 (blz. 77)

5. illustreren = 

6. objecten = 

7. regionale = 

8. overeenstemmen = 

Opdracht 2 (blz. 77)

5. illustreren = maken duidelijk

6. objecten = voorwerpen

7. regionale = streekgebonden

8. overeenstemmen = lijken op

Opdracht 2 (blz. 77)

Vraag 5: wat zijn tradities?

Vraag 6: waarvan zijn paaseitjes, aseida en samos voorbeelden?

Synoniemen

synoniem = ander woord met dezelfde betekenis

geloofsovertuiging

religie

Lezen H1 t/m H4

Herhalen en voorbereiden

Welke drie soorten lezen
hebben we behandeld?

Zoekend lezen (filmpje)

Maak opdracht 5 (blz. 215), vraag 1 t/m 5

Klaar? Maak voor jezelf een overzicht van de drie manieren 

van lezen. Lees de theorie (zoek zelf waar je die

kunt vinden) en maak een overzicht. 

Noteer: 

Wanneer gebruik je deze manier?

Wat doe je als je op deze manier leest?

Huiswerk

Maak opdracht 5 (blz. 215) af. 

Maak voor jezelf een overzicht van de drie manieren van lezen.

1.  Lees de theorie (zoek zelf waar je die kunt vinden...).

2. Maak voor jezelf een overzicht. Noteer:

    - Wanneer gebruik je deze manier van lezen? Met welk doel doe je dat?

    - Wat doe je als je op deze manier leest?