4.2 Stroomkringen

Hoofdstuk 4 
4.2 Stroomkringen
1 / 13
next
Slide 1: Slide
Nask / TechniekMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 4 
4.2 Stroomkringen

Slide 1 - Slide

Geleiders en Isolatoren
Waarom is een elektriciteitsleiding aan de binnenkant van koper en aan de buitenkant van pvc?

Slide 2 - Slide

geleiders 

laten elektrische stroom goed door metalen.
Ze hebben veel vrij zwevende elektronen!
isolatoren 

laten elektrische stroom slecht of niet door
  • rubber
  • glas
  • hout
  • plastic
  • keramiek

Slide 3 - Slide

Spanningsbron
is iets wat stroom geeft
 
Voorbeelden:
  • batterijen
  • accu's
  • stopcontact
  • dynamo.

Slide 4 - Slide

Stroomkring
Open of dicht?

Bestaat altijd tenminste uit een spanningsbron, kabels en een elektrische apparaat

Slide 5 - Slide

Stroomsterkte
1
2
3

Slide 6 - Slide

feiten over stroomsterkte
  • Stroomsterkte is een grootheid en je kan het dus meten.
  • Stroomsterkte geeft aan hoeveel elektronen er langskomen per seconde.
  • Afkortingen van Stroomsterkte is hoofdletter i dus I (Induction)
  • De eenheid van stroomsterkte is Ampère afgekort A.
  • 1 A = 1000 mA        --> mA staat voor milli Ampère 

Slide 7 - Slide

De stroomsterkte meten
Stroomsterkte kan je alleen meten als de stroomsterktemeter/ampèremeter mee doet in de stroomkring. Want hij 'telt' hoeveel elektronen er langs komen. Dat geeft hij aan in de eenheid Ampère. Er zijn zowel analoge als digitale ampèremeters.   

Slide 8 - Slide

De spanning meten
Bij spanning meet je het verschil tussen veel elektronen en weinig elektronen. Er is altijd een plek waar veel elektronen zijn ( de - kant) en de ander plek waar weinig elektronen zijn ( de + kant). Daarom plaats je de spanningsmeter NOOIT in de stroomkring maar OVER een apparaat of spanningsbron. 

Slide 9 - Slide

Feiten over spanning
  • Spanning is een grootheid en je kan het dus meten.
  • Spanning geeft het verschil aan tussen een plek met weinig elektronen en een plek met veel elektronen. Hoe groter het verschil is dus meer spanning dus.
  • Afkorting van spanning is hoofdletter U. 
  • De eenheid van spanning is Volt afgekort V.
  • 1 V = 1000 mV (milli volt)   en  1000 V = 1 kV (kilovolt) 

Slide 10 - Slide

Een spanningsmeter altijd OVER een apparaat meten want je meet het verschil aan elektronen. 
Een amperemeter altijd IN een stroomkring plaatsen want het telt de aantal elektronen die langskomen. 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Huiswerk 
Af na de vakantie
vragen: 15 t/m 27

Slide 13 - Slide