This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1.2 waarom koop je dat?
Slide 1 - Slide
§1.2 Waarom koop je dat?
Wat weet je na deze les?
Waarom mensen verschillende behoeften hebben.
Het verschil tussen sociale en commerciële beïnvloeding.
Je weet waarom fabrikanten en winkeliers reclame maken.
Je kunt met een percentage een getal uitrekenen.
Slide 2 - Slide
Verschil in behoeften door:
situatie waarin je zit
leeftijd
geslacht
budget (= het geld waarover je kunt beschikken)
Slide 3 - Slide
Budget:
Een budget is de hoeveelheid geld die een persoon te besteden heeft. Hiervan moet je een bepaald soort uitgaven doen
Er zullen keuzes gemaakt moeten worden om binnen een budget te blijven.
( Kiezen voor maand boodschappen of nieuwe schoenen? )
Slide 4 - Slide
Sociale beïnvloeding
Je wordt beïnvloed door andere mensen.
Vooral vrienden en familie hebben invloed op jouw keuzes.
Slide 5 - Slide
"Influencers"
Slide 6 - Slide
Commerciële beïnvloeding
Winkeliers of fabrikanten willen dat jij iets koopt. Dit doen ze door reclame of een verkooppraatje. Ze doen dit omdat ze geld willen verdienen aan de verkoop.
Deze invloed noemen we commerciële beïnvloeding.
Slide 7 - Slide
Via Instagram vindt ook beïnvloeding plaats. Wanneer een vriend via Insta laat weten wat hij heeft gekocht dan is dat een voorbeeld van:
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding
Slide 8 - Quiz
Er bestaat ook mond-tot-mondreclame. Is dat commerciële of sociale beïnvloeding?
A
Commerciële beïnvloeding
B
Sociale beïnvloeding
Slide 9 - Quiz
Reclame is een voorbeeld van ..........
A
Sociale beïnvloeding
B
Commerciële beïnvloeding
C
Bestedingspatroon
D
Nibud
Slide 10 - Quiz
Je favoriete vlogger eet elke vlog Doritos. Dit is een vorm van:
A
sociale beïnvloeding
B
commerciële beïnvloeding
Slide 11 - Quiz
Reclame
Overal waar je komt zie je reclame.
Met reclame proberen fabrikanten en winkeliers jou over te halen om producten te kopen.
Door aanbiedingen probeert een winkelier klanten te lokken, dit kan ook interessant zijn voor de consument.
Slide 12 - Slide
Rekenen met procenten
Berekening: te berekenen aantal of bedrag = percentage : 100 x totaal
Voorbeeld: op een fiets van € 350 krijg je 15% korting. Hoeveel korting is dat?