Kapitel 3 voorbereiding schrijftoets - 24 maart

• Duits
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Hallo liebe Leute!

• Setzt euch bitte 
• Handys in der Handytasche
• Buch auf dem Tisch
• Laptop geschlossen
• Bitte die Tasche vom Tisch

Was machen wir heute?

- Was sagt die Lehrerin? 5

- luistertoets inzien, wie?

- erklären Schreibtest 15

- üben Schreibtest 10

- Antworten kontrollieren 5

- Evaluieren 5

Kapitel 3 : Wien

Wien, essen & trinken, Einkäufe machen

Aan het einde van deze les: 

- weet je wat je moet kennen en kunnen voor de schrijftoets

- heb je geoefend met het schrijven van zinnetjes met modale werkwoorden

Schreibtest

• 4 onderdelen
• 1: Formulier invullen (naam, adres etc)
• Postleitzahl = postcode,  Geschlecht= geslacht (m/v) Ort= woonplaats Geburtsort= geboorteplaats
• Max. 10 punten

Schreibtest

• 2: zinnen schrijven met modale werkwoorden over wat iemand doet (dagen + maanden!)
  
• vb: maandag - eine Pizza möchten
• voorbeeldzin: Op maandag wil hij een pizza
• Am Montag möchte er eine Pizza
• voorbeeldzin: februari - Ski fahren können
• Im Februar kann er Ski fahren
• Punten voor: dag/maand/werkwoordsvorm/correcte zin

Schreibtest

• 3: Familieleden beschrijven
• vb verhaaltje: Piet hat 2 Kinder, Jan und Klaas.
• Piet .................... von Jan und Klaas. (is de ....van)
• Piet ist der Vater von Jan und Klaas.
• Jan und Klaas............ von Piet.
• Jan und Klaas sind die Kinder von Piet.
• Punten voor: juiste familielid/werkwoordsvorm/lidwoord (0,5)

                             

Schreibtest

• 4: Personen beschrijven a.h.v. plaatje (3 zinnen, 4 woorden)

Das ist Eva.

Sie hat schwarze Haare.

Der Rock ist blau.

Das T-Shirt ist lila/rosa.

Het moeten zichtbare kenmerken zijn!

Punten voor: werkwoordsvorm/correcte zin/begrijpelijk

Üben schreibtest: Was macht Lisa in der Woche?

Beispiel: Sonntag       lange ausschlafen wollen

Am Sonntag will sie lange ausschlafen.

      

1. zondag:          früh ins Bett gehen wollen

2. maandag:     in die Schule müssen

3. dinsdag:        eine Freundin besuchen können

4. woensdag:   es mögen, mit dem Hund Gassi zu gehen

5. donderdag:  etwas Leckeres essen möchten

6. vrijdag:           in die Stadt dürfen

7. zaterdag:       nicht den Weg zur Geburtstagsparty wissen

Üben schreibtest: Was macht Lisa in der Woche?  

Die Antworten

    

1. zondag:          früh ins Bett gehen wollen

Am Sonntag will sie früh ins Bett gehen.

2. maandag:     in die Schule müssen

Am Montag muss sie in die Schule.

3. dinsdag:        eine Freundin besuchen können

Am Dienstag kann sie eine Freundin besuchen.

4. woensdag:   es mögen, mit dem Hund Gassi zu gehen

Am Mittwoch mag sie es, mit dem Hund Gassi zu gehen.

Üben schreibtest: Was macht Lisa in der Woche? 

die Antworten

     

5. donderdag:  etwas Leckeres essen möchten

Am Donnerstag möchte sie etwas Leckeres essen.

6. vrijdag:           in die Stadt dürfen

Am Freitag darf sie in die Stadt.

7. zaterdag:       nicht den Weg zur Geburtstagsparty wissen

Am Samstag weiß sie den Weg zur Geburtstagsparty nicht.

Heb je een goed beeld van de schrijftoets?

Waar wil je maandag nog mee oefenen voor de schrijftoets?

Wat vond je van deze les?

Top:

Tip:

Nächste Stunde

Montag, 27. März: üben Schreibtest

Freitag, 31. März: Schreibtest

Müll bitte in Papierkorb werfen

Warten bis es klingelt

Stuhl unter den Tisch 

Danke schön !