H4 4.d vertaalhulp

H4 4.d vertaalhulp
1 / 30
next
Slide 1: Slide
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

H4 4.d vertaalhulp

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

omnis enim ferme via praeceps, angusta, lubrica erat
wat zijn de aantekeningen?

Slide 3 - Slide

omnis enim ferme via praeceps, angusta, lubrica erat
O + PV = omnis via erat

Slide 4 - Slide

vertaal: omnis via erat

Slide 5 - Open question

Welke aanvulling krijgt erat hier?
A
ND
B
BwB van plaats
C
dativus possessivus
D
LV

Slide 6 - Quiz

omnis enim ferme via praeceps, angusta, lubrica erat
O + PV + ND = omnis via erat praeceps, angusta, lubrica

Welke woorden heb je over?
Vertaal zoveel mogelijk van links naar rechts.

Slide 7 - Slide

ut t/m occiderent
structuur:
1. ut neque t/m possent
2. (ut) nec haerere t/m suo (possent)
3. (ut) aliique t/m occiderent

Slide 8 - Slide

ut neque sustinere se ab lapsu possent 
wat zijn de aantekeningen?

se sustinere ab + abl: welk woord is de aanvulling in de ablativus?

Slide 9 - Slide

ut neque sustinere se ab lapsu possent 
O + PV = ingesloten onderwerp (zij) + possent

Slide 10 - Slide

Welke vorm is possent?
A
3e mv ind prae A
B
3e mv conj prae A
C
3e mv conj impf A
D
3e mv conj pf A

Slide 11 - Quiz

ut neque sustinere se ab lapsu possent 
O + PV = ingesloten onderwerp (zij) + possent

ut + conj: welke vertaling voor ut kies je hier?
Kijk eventueel op p. 223

Slide 12 - Slide

vertaal: ut possent

Slide 13 - Open question

Welke aanvulling krijgt possent hier?
A
LV
B
inf
C
ACI
D
BwB

Slide 14 - Quiz

ut neque sustinere se ab lapsu possent 
O + PV + inf= (zij) + possent + sustinere

Welke woorden heb je over?
Vertaal zoveel mogelijk van links naar rechts.

Slide 15 - Slide

(ut) nec (ei)  haerere adflicti vesitigio suo possent
O + PV + inf= (zij) + possent haerere

Welke woorden heb je over?
Vertaal zoveel mogelijk van links naar rechts.

Slide 16 - Slide

met welk woord congrueert adflicti
A
vestigio
B
vestigio suo
C
ingesloten onderwerp (ei)
D
qui

Slide 17 - Quiz

(ut) nec (ei)  haerere adflicti vesitigio suo possent
O + PV + inf= (zij) + possent haerere

Welke woorden heb je over?
Vertaal zoveel mogelijk van links naar rechts.

Slide 18 - Slide

qui paulum titubassent
O + PV = qui + titubassent



Slide 19 - Slide

Welke vorm is titubassent?
A
3e mv ind prae A
B
3e mv conj prae A
C
3e mv conj impf A
D
3e mv conj plq pf A

Slide 20 - Quiz

qui paulum titubassent
O + PV = qui + titubassent

qui + conj zie p. 214-215 (6 t/m 8)


Slide 21 - Slide

Welk gebruik van de conj is titubassent?
A
definierend
B
consecutief
C
finaal
D
causaal

Slide 22 - Quiz

vertaal: qui titubassent

Slide 23 - Open question

qui paulum titubassent
O + PV = qui + titubassent

Welke woorden heb je over?
Vertaal zoveel mogelijk van links naar rechts.

Slide 24 - Slide

(ut) aliique super alios et
    iumenta in homines occiderent.
Wat zijn de aantekeningen?



Slide 25 - Slide

(ut) aliique super alios et
    iumenta in homines occiderent.
O + PV = alii et iumenta + occiderent



Slide 26 - Slide

Welke vorm is occiderent?
A
3e mv ind prae A
B
3e mv conj prae A
C
3e mv conj impf A
D
3e mv conj plq pf A

Slide 27 - Quiz

(ut) aliique super alios et
    iumenta in homines occiderent.
O + PV = alii et iumenta + occiderent

alii...alios: hoe vertaal je deze combinatie ook alweer? (zie p. 205)



Slide 28 - Slide

vertaal alii et iumenta occiderent

Slide 29 - Open question

(ut) aliique super alios et
    iumenta in homines occiderent.
O + PV = alii et iumenta + occiderent

Vertaal als volgt:
(ut) aliique super alios occiderent
et (ut) iumenta in homines occiderent.



Slide 30 - Slide