Werkwoordspelling

Werkwoordspelling
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Werkwoordspelling

Slide 1 - Slide

Werkwoordspelling
Je hebt de afgelopen jaren veel geoefend met de werkwoordspelling.

In deze les nog een keer de regels.

Slide 2 - Slide

Werkwoordspelling

Slide 3 - Slide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd 

Slide 4 - Slide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
huilen
verhuizen
vinden
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij
timer
5:00

Slide 5 - Slide

Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
huilen
verhuizen
vinden
ik
huil
verhuis
vind
jij
huilt
verhuist
vindt
hij, zij, u
huilt
verhuist
vindt
wij
huilen
verhuizen
vinden
jullie
huilen
verhuizen
vinden
zij
huilen
verhuizen
vinden

Slide 6 - Slide

Werkwoordspelling                                 verleden tijd

Slide 7 - Slide

Voltooid deelwoord
Wat is een voltooid deelwoord?

In een zin met een voltooid deelwoord staat altijd een vorm van de werkwoorden:
  1. hebben
  2. zijn 
  3. worden

Slide 8 - Slide

onvoltooid deelwoord

  • Je schrijft een onvoltooid deelwoord altijd hetzelfde:
  • hele werkwoord  + d:
  • fluitend
  • lopend
  • wachtend

Slide 9 - Slide

Werkwoordspelling verleden tijd
huilen
verhuizen
vinden
ik
jij
hij, zij, u
wij
jullie
zij
timer
5:00

Slide 10 - Slide

Werkwoordspelling verleden tijd
huilen
verhuizen
vinden
ik
huilde
verhuisde
vond
jij
huilde
verhuisde
vond
hij, zij, u
huilde
verhuisde
vond
wij/jullie
huilden
verhuisden
vonden
VD
gehuild
verhuisd
gevonden
OD
huilend
verhuizend
vindend

Slide 11 - Slide