NLA2P booschappen doen
1 / 22
Lesson duration is: 40 minItems in this lesson
Slide 1 - Slide
Wat zie je op de foto?
Slide 2 - Open question
Slide 3 - Slide
Welke producten koop je in de supermarkt?
Slide 4 - Mind map
appel
A
B
C
D
Slide 5 - Quiz
de of het?
appel
appel
A
de
B
het
Slide 6 - Quiz
A
de appel
B
de appels
Slide 7 - Quiz
Welke vorm van het werkwoord past er in deze zin?
Zij .... een appel.
Zij .... een appel.
A
koop
B
koopt
C
kopen
D
kop
Slide 8 - Quiz
Dit zijn groenten
A
fruit, banaan, sinaasappels
B
komkommer, sla, tomaten, uien
C
kaas, vlees, vis, kip
Slide 9 - Quiz
de of het?
..... groente
..... groente
A
de
B
het
Slide 10 - Quiz
Wat is geen groente?
A
sla
B
wortel
C
appel
D
ui
Slide 11 - Quiz
Wat is dit?
A
Een salade
B
Een krop sla
C
Andijvie
D
De boerenkool
Slide 12 - Quiz
Wat is vlees?
A
de kip
B
de melk
C
de taart
D
het brood
Slide 13 - Quiz
Ik koop vlees bij de...
A
bakkerij
B
slagerij
C
moskee
D
kerk
Slide 14 - Quiz
vlees
A
de
B
het
Slide 15 - Quiz
In welke winkels kun je boodschappen doen?
Slide 16 - Mind map
Welke winkel is dit?
Slide 17 - Open question
Welke winkel is dit?
Slide 18 - Open question
Welke winkel is dit?
(
(
Slide 19 - Open question
Slide 20 - Slide
Welke winkels ken jij?
Slide 21 - Mind map
Wat voor winkel is dit?
A
Een bouwmarkt
B
Een marktkraam
C
Een kledingwinkel
D
Een schoenenzaak
