This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
H7.1 Tijd is geld
Leerdoelen:
introductie in economie en tijd!
sparen en lenen
prijzen
berekenen van procenten --> indexcijfers
Slide 1 - Slide
Sparen en lenen
Slide 2 - Slide
Ruilen over de tijd
Ga je werken of studeren?
Investeren in menselijk kapitaal
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Inflatie --> prijsstijging
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Paul kreeg op zijn 14e verjaardag € 200. Hij zette het geld op de spaarrekening met 2,1% rente. Paul laat de ontvangen rente ook op zijn spaarrekening staan. Welk bedrag heeft hij na twee jaar rentebijschrijvingen?
Slide 7 - Open question
Wat is het probleem als de scooter elk jaar 3,0% in prijs stijgt?
Slide 8 - Open question
Slide 9 - Slide
de tijd: nu of later consumeren!
Slide 10 - Slide
de prijs van tijd
rente is de beloning voor de spaarder om consumptie uit te stellen
lage rente: lenen is goedkoop, sparen is niet aantrekkelijk
hoge rente: lenen is duur, sparen is aantrekkelijk
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
stel de nominale rente is 5% en de inflatie 6% wat gebeurt er met de koopkracht?
A
wordt -1%
B
wordt 1%
C
wordt 11%
D
wordt -11%
Slide 13 - Quiz
de reële rente is 1% en de inflatie is 3%. Wat is dan de nominale rente?
A
2%
B
-4%
C
-2%
D
4%
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Slide
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Sparen en lenen
nominale rente = de verandering van het spaargeld.
inflatie = hoeveel procent de goederen en diensten in een land gemiddeld zijn gestegen.
reële rente = verandering van de koopkracht van het spaargeld.
Slide 18 - Slide
Waarom brengen veel mensen het niet op om lang te sparen voor een bepaald doel?