Burgerschap: Herhaling Thema Kiezen

• Burgerschap
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

KIEZEN

Elke dag maak je keuzes

Welke keuzes heb je vandaag allemaal gemaakt?

Je maakt elke dag keuzes. Je kiest bijvoorbeeld met wie je afspreekt, wat je aantrekt en wat je eet.

Laat de leerlingen nadenken over de keuzes die zij tot nu toe hebben gemaakt en bespreek het klassikaal.

Je kunt bijvoorbeeld kiezen wie je vrienden zijn. Ook kun je kiezen waar je je geld aan uitgeeft. Maar denk ook aan dat je de vrijheid hebt om je te kleden zoals jij wilt.

Schrijf de antwoorden op het bord.
 

Mening

Bij vrijheid hoort dat je mag zeggen wat jij van iets of iemand vindt. 

Je geeft dan je mening.

Is het een FEIT of een MENING?

FEIT

MENING

De jongen draagt lelijke kleding.

Bier drinken is gezellig. 

Eén meisje heeft een gele jas.

 Ik denk dat zij al 5 jaar lesgeeft op de ISK.

Verder in het werkboek

1. Lees de tekst Je mening geven op blz. 14 in je werkboek.

2. Vertaal de moeilijke woorden:

mening

vrijheid van meningsuiting

3. Maak daarna opdracht 2 a, b, d en e op blz. 15  in je werkboek.

Wat is jouw grens?
Wanneer voel jij je gekwetst?

Deel de opdracht 

Meningen en kwetsen uit.

Je kan de opdracht uitbreiden met de volgende vragen:

Wat zeg je als iemand jou met zijn mening kwetst?

Wat doe je als iemand jou met zijn mening kwetst?

Op een feestje zegt een man: 'Buitenlanders zijn niet te vertrouwen.'
Mag hij dit zeggen?

1. Ja
2. Nee

Een meisje zegt tegen haar klasgenoot: 'Je schoenen zijn echt lelijk!' Mag zij dit zeggen?

1. Ja
2. Nee

Een leerling zet op Instagram: 'Mijn docent is echt een sukkel.'
Mag hij dit doen?

1. Ja
2. Nee

rechten & plichten 

RECHT

Een recht is iets wat je mag doen of mag hebben.

PLICHT

Een plicht is iets wat je moet doen.

Verder in het werkboek

1. Lees de tekst Rechten en plichten op blz. 18 in je werkboek.

2. Vertaal de moeilijk woorden:

Recht(en)

Plicht(en)

3. Maak daarna opdracht 1 b , c, d, e en f op blz. 19 in je werkboek.

Maak de zin af:
Ik mag als ik 18 jaar ben eindelijk .....

Praat met je buurman/buurvrouw:

Praat in tweetallen over de rechten en plichten bij jou thuis. (5 minuten)

Ik mag thuis ... / Mag jij thuis ...?

Ik moet thuis ... / Moet jij thuis ...?

Verder in het werkboek

1. Lees de tekst Mensenrechten op blz. 21 in je werkboek.

2. Vertaal de moeilijke woorden:

Mensenrechten

3. Maak daarna opdracht 3 a, b, c, d, e en f op blz. 15  in je werkboek.

Mensenrechten zijn:

1. Plichten die alle mensen op de wereld moeten doen.
2. Mensen die graag advocaat willen worden.
3. Rechten die voor alle mensen op wereld hetzelfde zijn.
4. Rechten die voor een paar mensen hetzelfde zijn.

0

Wat weet jij al over kinderrechten?

Hoe oud moet je zijn om dit te mogen ....?

12 jaar

16 jaar

18 jaar

14 jaar

Een tattoo of piercing laten zetten.

Theorie-examen voor je rijbewijs doen.

Je mag een huis huren of kopen.

Een eigen account aanmaken op Facebook.

Je kunt een identiteitskaart aanvragen.

Je mag een eigen bedrijf starten.

Je mag op zaterdag een paar uur werken.

Bekijk de video's die hierna staan. 

Wat valt je op? Kijk naar het gedrag van de mensen.

Gedrag = wat en hoe je doet of zegt

Waar gaan de video's over denk je?

Respect

=

rekening houden met elkaar

(denk aan anderen, niet alleen aan jezelf!)

Verder in het werkboek

1. Lees de tekst Respect op blz. 23 en Asociaal gedrag op blz. 26 in je werkboek.

2. Vertaal de moeilijke woorden:

Respect

Asociaal gedrag

3. We maken samen opdracht 1 a, b en c op blz. 24 in het werkboek.

Opdracht 2 op blz. 25

1. Maak een groepjes van 3

2. Kies een situatie

3. Oefen kort

4. Laat het zien aan de klas

REGELS:

Geen slechte woorden of

slechte woorden mag niet!

Met je telefoon spelen tijdens de les.

1. Dit vind ik asociaal
2. Dit vind ik niet asociaal

Eten weggooien omdat je het niet lekker vindt.

1. Dit vind ik asociaal
2. Dit vind ik niet asociaal

Je vriend of vriendin uitlachen.

1. Dat vind ik asociaal
2. Dat vind ik niet asociaal