What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Herhaling Hoofdstuk 5
Herhaling Hoofdstuk 5
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Herhaling Hoofdstuk 5
Slide 1 - Slide
Heute:
Vandaag gaan we hoofdstuk 5 herhalen.
Je krijgt een aantal vragen over de stof van het hoofdstuk.
Beantwoord de vragen zo goed mogelijk.
Slide 2 - Slide
Zoek de juiste vraagwoorden bij elkaar!
hoe?
waar?
waarom?
wat?
wie?
wanneer?
wann?
Warum?
wie?
wo?
Was?
wer?
Slide 3 - Drag question
seid ihr?
hast du Geburtstag?
bist du zu spät?
ist das Wetter?
weiß die Antwort?
Wer
Warum
Wann
Wo
Wie
Slide 4 - Drag question
.... heißt du?
..... ist dein Telefonnummer ?
.... bleibst du nicht?
....ist er gekommen?
..... wohnst du?
Wo
Warum
Was
Wie
Wann
Slide 5 - Drag question
Kloktijden
Um halb drei
Um Viertel vor vier
Um Viertel nach neun
Um fünf vor eins
Um zehn nach zwölf
Es ist fünf vor halb drei
Om half drie
Om kwart voor vier
Om kwart over negen
Om vijf voor één
Om tien over twaalf
Het is vijf voor half drie
Slide 6 - Drag question
De kloktijden
11:00
12:15
13:30
16:45
03:10
20:20
09:35
Es ist halb zwei
Es ist zehn vor halb neun
Es ist fünf nach halb zehn
Es ist zehn nach drei
Es ist Viertel vor fünf
Es ist Viertel nach zwölf
Es ist elf Uhr
Slide 7 - Drag question
mannelijk [m]
onzijdig [o]
meervoud [mv]
vrouwelijk [v]
der
die
das
die
Slide 8 - Drag question
Die - woorden kan je vervangen door:
Das - woorden kan je vervangen door:
Der woorden kan je vervangen door:
sie
er
sie
es
Slide 9 - Drag question
Henk ist zwölf Jahre alt.
A
Sie ist zwölf Jahre alt.
B
Er ist zwölf Jahre alt.
C
Es ist zwölf Jahre alt.
Slide 10 - Quiz
Das Baby ist ein Jahre alt.
A
Sie ist ein Jahre alt.
B
Er ist ein Jahre alt.
C
Es ist ein Jahre alt.
Slide 11 - Quiz
Julia ist zwölf Jahre alt.
A
Sie ist zwölf Jahre alt.
B
Er ist zwölf Jahre alt.
C
Es ist zwölf Jahre alt.
Slide 12 - Quiz
Die Großeltern sind klein.
A
Sie sind klein.
B
Er ist klein.
C
Es ist klein.
Slide 13 - Quiz
Verbind de zinnen met de goede persoonlijke voornaamwoorden
Der Garten
ist groß
Die Küche
ist klein.
Das kind
spielt
Die Möbel
sind alt.
Das Haus
hat vier Zimmer
Der Tisch
steht im Wohnzimmer.
sie
Es
Es
Er
sie
Er
Slide 14 - Drag question
Vertaal "Das Kino"
Slide 15 - Open question
Vertaal "Die Welt"
Slide 16 - Open question
Vertaal "Gestern"
Slide 17 - Open question
Vertaal "het stadhuis"
Slide 18 - Open question
Vertaal "Das Fenster"
Slide 19 - Open question
Vertaal "de kamer"
Slide 20 - Open question
Vertaal "de tafel"
Slide 21 - Open question
Vertaal "Die Straße"
Slide 22 - Open question
Vertaal "Mijn muren zijn wit en grijs"
Slide 23 - Open question
Vertaal "mag ik iets vragen?"
Slide 24 - Open question
More lessons like this
Na klar 3e - H3 - K3.3 - Uhrzeiten
February 2022
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 3
4tl basiswoordenschat k8 en 9
February 2024
- Lesson with
34 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 4
MOH - Leerjaar 2 - Periode 2 - Bijeenkomst ...
January 2022
- Lesson with
27 slides
NT2
MBO
Studiejaar 2
Les 20 K3 Montag Lesen
November 2022
- Lesson with
19 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 2
Zugspitze, Schritt 13 en 14, Periode 2, les 6
January 2024
- Lesson with
21 slides
Duits
Middelbare school
mavo, havo
Leerjaar 1,2
HV1 - Na klar 3e - Kapitel 1.6 Kloktijden h.h. + Personen beschrijven
October 2021
- Lesson with
16 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Kloktijden + dagdelen + lidwoorden (1H/V)
February 2024
- Lesson with
29 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Duits mondeling
March 2024
- Lesson with
12 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2