1. De juf springt uit bed!
2. De juf viert vandaag haar feestje.
3. Vinz knutselt een cadeautje.
4. Luc fietst snel naar huis!
5. De juf vliegt vrijdag naar Budapest.
6. Maud en Luc drinken een drankje.
7. Maud en Luc eten een hapje.
8. Juf Maud werkt op dinsdag.