Oefentoets Hoofdstuk 1 A

Oefenen hoofdstuk 1 A
Gebruik je rekenmachine !!
Schrijf berekeningen bij open vragen op!

Weet je iets niet? Beter een fout antwoord, dan geen antwoord!

1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1,3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Oefenen hoofdstuk 1 A
Gebruik je rekenmachine !!
Schrijf berekeningen bij open vragen op!

Weet je iets niet? Beter een fout antwoord, dan geen antwoord!

Slide 1 - Slide


Wat zijn secundaire behoeften?
A
alle overige behoeften
B
de behoefte aan luxe goederen
C
de middelen om in je behoefte te voorzien
D
de noodzakelijke levensbehoeften

Slide 2 - Quiz

Welke van onderstaande goederen is een voorbeeld van een schaars goed?
A
drinkwater
B
zonlicht
C
wind
D
zeewater

Slide 3 - Quiz

Jeroen heeft een goede baan, maar ook een duur huis, waardoor hij
maandelijks maar weinig geld overhoudt om leuke dingen te gaan doen. Dat vindt hij lastig. Leo woont in een klein huis aan de rand van het dorp. Omdat hij werkloos is, heeft hij genoeg tijd om in zijn tuin te werken. Hij verbouwt er groente en voorziet zo in zijn behoeften. Wie is volgens jou het meest welvarend? Leg je antwoord uit.

Slide 4 - Open question

Emily heeft een drukke baan, maar vanmiddag heeft ze tijd vrij gemaakt om
met haar vriendin te gaan hardlopen in het bos. Nadat ze hun vaste ronde hebben gemaakt, zitten ze op een picknickbank nog even van de zon te genieten.
Emily: “Vanmiddag heb ik geen schaarse middelen gebruikt”.
Leg uit waarom Emily ongelijk heeft.

Slide 5 - Open question

                                     Marketingmix
Prijsbeleid
Plaatsbeleid

Productbeleid
Promotiebeleid

presentatiebeleid

personeelsbeleid
De winkelier verkoopt ook sportrugzakken
De sportwinkel in het centrum 
Een poster in een kledingwinkel 
Een winkelier verkoopt sommige rugzakken met korting
De winkel ziet er netjes uit. 
Alle producten staan overzichtelijk in de schappen
Alle werknemers van het bedrijf hebben dezelfde werkkleding aan. Dan zijn ze duidelijk herkenbaar voor de klanten

Slide 6 - Drag question


Als je iets koopt om in je behoeften te voorzien, dan ben je een consument.

A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Als je op aanraden van je broer een Samsung telefoon koopt, is dat sociale beïnvloeding.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

De marketingmix (de 6 p's)
Hoe krijg je aandacht voor het product?
Welke producten worden verkocht?
Hoe worden producten gepresenteerd?

Wat voor mensen werken er?

Welke prijs krijgt het product?

Waar is het te koop?

Prijsbeleid
presentatiebeleid
productbeleid
personeelsbeleid
plaatsbeleid
promotiebeleid

Slide 9 - Drag question


Tijdens het gebruik van een buienradar-app op de mobiele telefoon komt een
bepaald merk chocolademelk in beeld, plus een beschrijving van het product. Van welke soort reclame is hier geen sprake?

A
commerciële reclame
B
ideële reclame
C
informatieve reclame
D
merkreclame

Slide 10 - Quiz



Bekijk de afbeelding hiernaast.
Hier is sprake van een:

A
commerciële reclame
B
merkreclame
C
informatieve reclame
D
ideële reclame

Slide 11 - Quiz

Wat wordt er bedoeld met budgetteren?
A
inkomsten en uitkomsten op elkaar afstemmen
B
inkomsten en uitgaven uit het verleden bekijken
C
vergroten van de inkomsten
D
verlagen van de uitgaven

Slide 12 - Quiz

Bekijk de maandbegroting van Merel.
Hoeveel houdt Merel over? Bereken haar overschot in procenten van haar maandinkomen. Afronden op 1 decimaal.

Slide 13 - Open question

In welk rijtje staan alleen vaste lasten?
A
abonnementen – boodschappen– huur
B
netflix abonnement – gas en elektra – huur
C
hypotheek – cadeautjes – nieuwe wasmachine
D
kapper- kleding-loon

Slide 14 - Quiz

Sita wil een tweedehands motor kopen. Ze wil € 8.600 besteden en heeft
inmiddels € 1.800 gespaard. Ze wil de motor over drie jaar kopen.
Bereken het bedrag dat Sita elke maand moet reserveren.


Slide 15 - Open question

Lees het krantenbericht.
Leg uit of de koopkracht meer of minder stijgt dan de 1,7% waarmee de lonen stijgen.


Slide 16 - Open question

Voor de gemiddelde prijs van woningen is 2010 het basisjaar. In dat jaar
kostte een huis € 239.530.
In 2017 is de huizenprijs gestegen naar € 246.819.
Bereken voor 2016 het indexcijfer van de gemiddelde huizenprijs


Slide 17 - Open question

Voor de gemiddelde prijs van een brood is 2012 het basisjaar. De prijs was
toen € 1,95. In 2017 is het indexcijfer voor brood gestegen naar 112,8.
Bereken de gemiddelde prijs van een brood in 2017.


Slide 18 - Open question