paragraaf 2: politieke stromingen

2. Politieke stromingen
1 / 35
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

2. Politieke stromingen

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
vragen paragraaf 1?
uitleg ideologie, verschil links rechts, begin uitleg van de ismen
werken aan de weektaak

Slide 2 - Slide

Ideologie
Een samenhangend geheel van de denkbeelden over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving.

Slide 3 - Slide

 Wat is een ideologie?
ideologie: Wat zijn de uitgangspunten voor een ideale samenleving?
> waarden en normen
> sociaal economische verhoudingen
> rol van de overheid.

Slide 4 - Slide

'Maatschappelijke keuzes' 
Links of rechts?

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Links en rechts....

Slide 8 - Slide

We gaan kijken naar verschillende stromingen binnen de politiek 


Socialisme 
Liberalisme
Christendemocraten (confessionalisme)

Slide 9 - Slide

Liberalisme
Waarden liberalen:
  • economische vrijheid
  • persoonlijke vrijheid 
Doel: 
  • Vrijheid voor mensen en bescherming van deze vrijheden
  • deregulering (minder regels van de overheid voor economie en samenleving) 
Rol van de overheid= Passief
Komt op voor: 
  • Bedrijven, werkende burgers en ondernemers

Partijen: VVD, PVV en D'66 (=sociaal liberaal) 

Slide 10 - Slide

Sociaal-democratie
Sociaal-democratische of socialistische stroming
  • gelijkheid en gelijkwaardigheid 
  • internationale solidariteit
Doel: 
  • Eerlijke verdeling van inkomens, kennis en macht
  • Bescherming van zwakkeren
Komen op voor:
  • Mensen met weinig geld
  • Mensen met minder kansen
Rol van de overheid: 
  • Actief: ongelijkheid tegengaan 
Partijen: PvdA, SP, GroenLinks

Slide 11 - Slide

Christen-democraten (vroeger confessionalisme)

Confessie = geloofsovertuiging.    
Gespreide verantwoordelijkheid.  
Naastenliefde.  
Rentmeesterschap: zorg goed voor de aarde je hebt hem gekregen van god.  
Maatschappelijk middenveld.  
Gezin als hoeksteen van de samenleving.  
Vaak in het politieke midden.  

Christendemocraten pleiten voor een sterk maatschappelijk middenveld en een overheid die een aanvullende rol vervult. Zij zien belangrijke een rol weggelegd voor mantelzorgers. 

Slide 12 - Slide

Vanaf de jaren zestig, de tijd van de ontzuiling, is er sprake van ontideologisering, het verdwijnen van een ideologie als leidraad voor het politieke leven.


Slide 13 - Slide

weektaak: paragraaf 2 maken
AAN DE SLAG!

Slide 14 - Slide

Wat gaan we doen?
herhaling vorige les
uitleg ecologisme, populisme, progressief/ conservatief, kosmopolitisme
werken aan de weektaak
quiz

Slide 15 - Slide

We kijken nu naar de volgende kenmerken van partijen:
 
Ecologisme.
Populisme.
Progressief en conservatief.
Kosmopolitisme en nationalisme.

Slide 16 - Slide

Ecologisme

  • Welvaart mag niet ten koste gaan van mens en milieu (rol overheid)
  • Economie van het genoeg: consuminderen
  • Stimuleren van kringloopeconomie
  • Benadrukt wederzijdse afhankelijkheid tussen mensen en natuurlijke omgeving.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

populisme
‘Vox populi’: een populist zegt namens het volk (een homogene groep) te spreken.
Heeft afkeer van de gevestigde orde.
Versimpelt maatschappelijke problemen door er daadkrachtig ogende oplossingen voor aan te dragen.
Is niet ideologisch en moeilijk in politiek spectrum te plaatsen.
Heeft vaak nationalistische standpunten.

Slide 19 - Slide

Progressief vs. conservatief
Progressief:
- Vooruitstrevend, verandering, toekomstgericht
- Gebreken benadrukken en veranderingen
doorvoeren

Conservatief:
- Behoudend, het goede uit het verleden voortzetten
- Of zelfs het verleden terugdraaien

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

kosmopolitisme
nationalisme

Slide 22 - Slide

kosmopolitisme 
vs. nationalise

Kosmopolieten willen het land open houden zodat het mee kan in de globaliserende wereld.
Nationalistische partijen benadrukken de bedreigingen van buitenlandse invloeden ten aanzien van nationale belangen.

Dit onderscheid overstijgt dus ideologieën.

Slide 23 - Slide

weektaak: paragraaf 2 maken
AAN DE SLAG!

Slide 24 - Slide

Liberalisme
Sociaal-democratie
Christen-democratie

Slide 25 - Drag question

Hoe heet het verschijnsel dat een land trots is op zijn eigen land, cultuur en volk?
A
Superioriteit
B
Aanzien
C
Nationalisme
D
Imperialisme

Slide 26 - Quiz

Noem de 3 politieke stromingen

Slide 27 - Open question

Wat betekent

CONSERVATIEF
A
behoudend
B
vooruitstrevend
C
progressief

Slide 28 - Quiz

sociaal-democraten
liberalen
extreem-rechts
christen-democraten
opkomen voor de zwakkeren
willen minder regels
nationalisme
gespreide verantwoordelijkheid

Slide 29 - Drag question

Deze stroming zegt dat ze luisteren naar de ''wil van het volk''
A
Ecologisme
B
Rechts-extremisme
C
Populisme

Slide 30 - Quiz

Liberalisme draait vooral om.....
A
naastenliefde
B
vrijheid
C
religie
D
gelijkwaardigheid

Slide 31 - Quiz

Wat staat lijnrecht tegenover het begrip conservatief
A
facultatief
B
behoudend
C
ouderwets
D
progressief

Slide 32 - Quiz

Waar is de volgende uitspraak in te delen:
Een koopzondag is niet alleen goed omdat het mensen meer vrijheid geeft om te winkelen, maar ook goed voor winkeliers.
A
Links progressief
B
Rechts progressief
C
Links conservatief
D
Rechts conservatief

Slide 33 - Quiz

Waar is de volgende uitspraak in te delen:
De gemeente moet ervoor zorgen dat de eigenheid van het dorp blijft behouden. Ondernemers, vooral onze veehouders, moeten daarom ook niet teveel extra milieuregels krijgen opgelegd.
A
Links progressief
B
Rechts progressief
C
Links conservatief
D
Rechts conservatief

Slide 34 - Quiz

Zij vinden dat armoede je eigen verantwoordelijkheid is.
A
Christendemocraten
B
Liberalen
C
Socialisten

Slide 35 - Quiz