Past simple vs present perfect
Present perfect1. Iets is gebeurd en het is niet belangrijk wanneer
2. Iets is in het verleden begonnen en nog steeds doorgaat: for, in, since.
3. Iets is in het verleden gebeurd waarvan je nu het resultaat ziet
4. Iets is net of nog niet gebeurd: just, lately, recently, yet
(?) have/has + past participle (-) haven't/hasn't + past participle (?) Have/Has + past participle
Past participle:
Regular verbs: werkwoord + ed
Irregular verbs: eigen vorm