4basis H5 Rekenen

Rekenen, meten schatten

Onderwerpen:

  1. Snelheid
  2. Procenten en breuken
  3. Eenheden van tijd, gewicht en informatie
  4. Grote getallen en negatieve getallen
  5. Verhoudingen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Rekenen, meten schatten

Onderwerpen:

  1. Snelheid
  2. Procenten en breuken
  3. Eenheden van tijd, gewicht en informatie
  4. Grote getallen en negatieve getallen
  5. Verhoudingen

Slide 1 - Slide

Daan gaat met de auto naar Rome.
Hij rijdt 1 900 km in 23 uur.
Wat is zijn snelheid in km/u?
A
81 km/u
B
82 km/u
C
83 km/u
D
84 km/u

Slide 2 - Quiz

Mike rijdt naar Rome met een gemiddelde snelheid van 92,3 km/u.
Wat is zijn snelheid in m/s?
A
25 m/s
B
26 m/s
C
24 m/s
D
27 m/s

Slide 3 - Quiz

Mo vliegt naar Milaan. De afstand is 1 200 km en de snelheid 320 km/u.
Hoelang is hij onderweg?
A
4 uur
B
3 uur en 75 minuten
C
3 uur en 45 minuten
D
3 en een half uur

Slide 4 - Quiz

Brian maakt smoothies. De verhouding is 40 g kiwi, 30 g banaan en 20 g appel. Hij heeft 140 g kiwi, 110 g banaan en 80 g appel.
Hoeveel gram smoothie kan Brian maken?
A
315 gram
B
90 gram
C
330 gram
D
270 gram

Slide 5 - Quiz

De iPhone van Robin kost 875 euro.
Hij gebruikt 750 Mb per dag. Heeft hij genoeg aan 24 Gb per maand?
A
Nee
B
Ja, ze heeft nog over
C
Precies genoeg
D
Kun je niet weten

Slide 6 - Quiz

Milan ontvangt in 2025 van iedere inwoner van Nederland 0,20 euro. Hoeveel krijgt hij gemiddeld per dag?
A
9 315 euro
B
9 444 euro
C
8 889 euro
D
8 767 euro

Slide 7 - Quiz

Arthur houdt van basketbal. Van de 175 wedstrijden heeft hij er 121 gewonnen. Hoeveel procent is dat?
A
69,5 %
B
70 %
C
68 %
D
69 %

Slide 8 - Quiz

Emre wandelt en fietst met een snelheid van de gemiddelde Nederlander. Wat is zijn snelheid?
A
wandelen: 3 km/u fietsen: 20 km/u
B
wandelen: 5 km/u fietsen: 15 km/u
C
wandelen: 5 km/u fietsen 20 km/u
D
wandelen: 10 km/u fietsen: 30 km/u

Slide 9 - Quiz

Christiaan eet een flinke plak chocola van 350 gram. Hij eet 3/5 deel op.
Hoeveel gram chocola heeft hij over?
A
120 gram
B
210 gram
C
70 gram
D
140 gram

Slide 10 - Quiz

Milo gaat skiën.Overdag is het - 5 graden. 's Nacht daalt de temperatuur 7 graden. Hoe koud wordt het?
A
- 2 graden
B
- 11 graden
C
- 12 graden
D
2 graden

Slide 11 - Quiz

Door te eten krijgt Leferink 250 g vet per dag binnen. Hoeveel ton vet heeft hij de afgelopen 50 jaar gegeten?
A
4 562
B
4 562 500
C
4,6
D
4,5

Slide 12 - Quiz