Opgave 10a) gegevens:
zwemmen: s = 3,8 km ; t = 2 h
fietsen: s = 180 km ; t = 5 h
lopen: s = 42 km ; t = 3 h
Gevraagd: Vgem = ? km/h
Formule: Vgem = s/t
Uitwerking:
Zwemmen: Vgem = 3,8/2 = 1,9 km/h
fietsen: Vgem = 180/5 = 36 km/h
lopen: V gem = 42/3 = 14 km/h
b) s = 3,8 + 180 + 42 = 225,8 km
t = 2 + 5 + 3 = 10 h
Vgem = s/t = 225,8 / 10 = 22,6 km/h
Opgave 11a) 25 km/h = 25 : 3,6 = 6,9 m/s
= 25000 m : 3600 s
b) 20 km/h = 20 : 3,6 = 5,6 m/s
Opgave 12
a) 12,0 m/s = 12,0 x 3,6 = 43,2 km/h
= 0,012 km : (1/3600) s
b) 55,0 m/s = 55,0 x 3,6 = 198,0 km/h
Opgave 13
Geg. t = 35 min = 0,5833 h ; v = 15 km
gevr. Vgem = ? km/h
Uitw. Vgem = v/t = 15 / 0,5833 = 25,7 km/h