Grammatica zinsontleding

Herhaling grammatica

- Werkwoordsvormen
- Zinsdelen en zinsontleding
- Woordsoorten
1 / 37
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 1-3

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

Items in this lesson

Herhaling grammatica

- Werkwoordsvormen
- Zinsdelen en zinsontleding
- Woordsoorten

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

De persoonsvorm
De persoonsvorm kun je op drie manieren vinden in een zin:

1. De zin vragend maken
2. De tijd in de zin veranderen
3. Het aantal in de zin veranderen

Slide 3 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Elke vrijdagavond hang ik lekker op de bank
A
ik
B
hang
C
op de bank
D
elke vrijdagavond

Slide 4 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.

A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 5 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

Sturen jullie ook altijd Kerstkaarten?
A
jullie
B
Kerstkaarten
C
Sturen

Slide 6 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin:

De grizzlybeer kijkt naar mij.

Slide 7 - Open question

Heel werkwoord
Het hele werkwoord noemen we ook wel de infinitief
De hele werkwoorden staan in de tegenwoordige tijd in het meervoud en eindigen meestal op een -n

Bijvoorbeeld: lopen, fietsen, slapen, eten

tip: als je er "wij" voor kunt zetten kun je testen of het werkwoord een heel werkwoord is.

Slide 8 - Slide

Wat is in de onderstaande zin het hele werkwoord?

Het publiek moest lang op de huldiging wachten.
A
moest
B
wachten
C
het publiek
D
de huldiging

Slide 9 - Quiz

Wat is het hele werkwoord in de onderstaande zin?

De komende jaren zal de temperatuur stijgen.
A
zal
B
stijgen
C
de temperatuur
D
de komende jaren

Slide 10 - Quiz

Welk woord is een heel werkwoord?

moest - wil - kunnen - vroegen - zal - wilden

Slide 11 - Open question

Het voltooid deelwoord

instructiefilmpje

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Hebben Anouk en Wendy de opdracht nog niet gemaakt?
A
Anouk en Wendy
B
Hebben
C
de opdracht
D
gemaakt

Slide 14 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord in de volgende zin:

Gisteravond hebben veel mensen naar het nieuwe programma gekeken.
A
gisteravond
B
hebben
C
gekeken
D
veel mensen

Slide 15 - Quiz

Zinsdelen
1. werkwoordelijk gezegde
2. onderwerp
3. lijdend voorwerp
4. meewerkend voorwerp
5. bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Welke zinsdelen ken je?

Slide 18 - Mind map

Slide 19 - Video

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Slide 20 - Open question

Welke vraag stel je om het onderwerp te vinden in de zin?

Slide 21 - Open question

Wat is het onderwerp in de onderstaande zin:

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 22 - Quiz

Welke vraag stel je om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 23 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs gehaald.'

A
Peter
B
gisteren
C
scooterrijbewijs
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Video

Wat doen we als eerste bij zinsontleding?
A
De persoonsvorm (pv) opzoeken
B
Meteen beginnen met benoemen
C
Het onderwerp zoeken (o)
D
Zinsdeelstreepjes zetten

Slide 26 - Quiz

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa 
geschreven. 

Slide 27 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.

Slide 28 - Drag question

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober 
heeft 
de jas
aan de klant 
gegeven. 

Slide 29 - Drag question

Welke woordsoorten ken je?

Slide 30 - Mind map

Woordsoorten
1. Lidwoord
2. Zelfstandig naamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Voorzetsel
5. Werkwoord
6. Telwoord

Slide 31 - Slide

Woordsoorten

Slide 32 - Slide

welk woordsoort is 'zwemmen'?
A
werkwoord
B
zwemwoord
C
lidwoord
D
bijvoeglijknaamwoord

Slide 33 - Quiz

welk woordsoort is 'fiets'
A
lidwoord
B
bijvoeglijk naamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
zelfstandig naamwoord

Slide 34 - Quiz

zinsdelen
woordsoorten
onderwerp
lijdend voorwerp
telwoord
meewerkend voorwerp
werkwoordelijk
gezegde
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
werkwoord
voorzetsel
lidwoord

Slide 35 - Drag question

Bij welk antwoord staan alleen woordsoorten?
A
Lidwoord, persoonsvorm, gezegde
B
Persoonsvorm, onderwerp, lijdend voorwerp
C
Werkwoord, voornaamwoord, lidwoord
D
Ik weet niet wat woordsoorten zijn

Slide 36 - Quiz

Einde van deze les!
Wat heb je geleerd vandaag?

Slide 37 - Open question