Thema Technologie Routines/ verstaan en nazeggen

Thema Technologie
Routines/ verstaan en nazeggen
1 / 12
next
Slide 1: Slide
NT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema Technologie
Routines/ verstaan en nazeggen

Slide 1 - Slide

Luister en lees mee.
Wat kun je met zo’n apparaat?
Wat kan zo’n robot allemaal?
Daar is hij goed in.
Dat kan hij niet.
Hoe ziet dat eruit?
Wat moet ik me daarbij voorstellen?
Het is een geweldig apparaat.
Wat een mooie uitvinding!






Slide 2 - Slide

Kun je de telefoon beschrijven?
A
Hij is zwart en heeft een groot scherm.
B
Wat een mooie telefoon!

Slide 3 - Quiz

Wat kan die robot?
A
Hij heeft één arm.
B
Inpakken, daar is hij goed in.

Slide 4 - Quiz

Heb je een nieuwe smartphone?
A
Ja, het is een geweldig apparaat.
B
Ja, daar is hij goed in.

Slide 5 - Quiz

Wat kan deze robot?
A
Hij kan auto's in elkaar zetten.
B
Je kunt ermee naar muziek luisteren.
C
Hij is zwart en heeft een groot scherm.
D
Hij is heel goed in wiskunde en Nederlands

Slide 6 - Quiz

Waar is jouw vriend goed in?
A
Hij kan auto's in elkaar zetten.
B
Je kunt ermee naar muziek luisteren.
C
Hij is zwart en heeft een groot scherm.
D
Hij is heel goed in wiskunde en Nederlands

Slide 7 - Quiz

Hoe ziet jouw telefoon eruit?
A
Hij kan auto's in elkaar zetten.
B
Je kunt ermee naar muziek luisteren.
C
Hij is zwart en heeft een groot scherm.
D
Hij is heel goed in wiskunde en Nederlands

Slide 8 - Quiz

Wat kun je met die app?
A
Hij kan auto's in elkaar zetten.
B
Je kunt ermee naar muziek luisteren.
C
Hij is zwart en heeft een groot scherm.
D
Hij is heel goed in wiskunde en Nederlands

Slide 9 - Quiz

Hoe vaak hoor je het woord 'maar'?
A
3 keer
B
4 keer
C
5 keer
D
6 keer

Slide 10 - Quiz

Welke woorden hoor je?
A
tekening, spannend, weken, geld
B
spannend, tekening, eindelijk, geld
C
tekening, weken , eindelijk, geld
D
tekening, geweldig, weken, geld

Slide 11 - Quiz

Luister en zeg na.
  1. Wat kun je met zo’n apparaat?
  2. Wat kan zo’n robot allemaal?
  3. Daar is hij goed in.
  4. Dat kan hij niet.
  5. Hoe ziet dat eruit?
  6. Wat moet ik me daarbij voorstellen?
  7. Het is een geweldig apparaat.
  8. Wat een mooie uitvinding!






Slide 12 - Slide