Signaalwoorden en tekstverbanden

SIGNAALWOORDEN EN TEKSTVERBANDEN

1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

SIGNAALWOORDEN EN TEKSTVERBANDEN

Slide 1 - Slide

SIGNAALWOORDEN EN TEKSTVERBANDEN

Je herkent de opbouw (structuur) van een tekst, zodat je snel je weg in een tekst kunt vinden en je de tekst beter begrijpt.

Slide 2 - Slide

Opbouw teksten / fragmenten

Slide 3 - Slide

Opbouw teksten / fragmenten
Belangrijke vraag
Aanleiding
Samenvatting vooraf
Mening

Slide 4 - Slide


Welke signaalwoorden ken jij?

Slide 5 - Mind map

Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven
mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. We zullen hem niet zo vaak in de kroeg
aantreffen. Er gaat veel veranderen in zijn leven.

Slide 6 - Slide

*signaalwoorden zorgen voor samenhang
Jan gaat binnenkort werken. Hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven
mooi. Er breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. De ex-student zal zijn studievrienden minder zien. We zullen hem niet zo vaak in de kroeg
aantreffen. Er gaat veel veranderen in zijn leven.

Jan gaat binnenkort werken want* hij is klaar met zijn studie. Hij vond het studentenleven mooi, maar* nu breekt een tijd aan van minder lol en meer structuur. Ook* zal de ex-student zijn studievrienden minder zien. We zullen hem vast niet meer* zo vaak in de kroeg aantreffen. Kortom*, er gaat veel veranderen in zijn leven.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Tekstverbanden en signaalwoorden

Slide 9 - Slide

Opdrachten 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 12 - Quiz

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 13 - Quiz

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg

Slide 14 - Quiz

Om mijn Engels te verbeteren, gebruik ik een online cursus Engels.
A
oorzaak/gevolg
B
reden
C
doel/middel
D
toelichting

Slide 15 - Quiz

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 16 - Quiz

Het leerbedrijf waar je stage gaat lopen, is niet verplicht je een vergoeding te betalen. Maar in de praktijk doen leerbedrijven dit meestal wel.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
geen verband
D
voorbeeld

Slide 17 - Quiz

Nu jullie

Blz. 314/315/316

  • Maak de opdrachten

Slide 18 - Slide

Nu jullie
Blz. 34/35


  • Opdracht 2: lees eerst alle vragen & antwoorden
  • Opdracht 2 - vraag 1
  • Met elkaar het filmpje bekijken
  • Opdracht 2 - vraag 2 t/m 8
  • Bespreken 


Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Antwoorden

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Hoofdstuk Lezen 2.3 (deel A)
Lees de theorie nog eens en maak de opdrachten

Huiswerk 24 januari: opdracht 1 t/m 3 (blz. 50 - 53)

Slide 25 - Slide

Vandaag leer je verschillende vormen van migratie. Denk bijvoorbeeld aan emigratie.

Welk signaalwoord kom je hierboven tegen?
A
migratie
B
verschillende
C
denk....aan
D
bijvoorbeeld

Slide 26 - Quiz

Als jij alles voor mij inpakt,
koop ik iets lekkers voor onderweg.
A
toelichtend verband
B
redengevend verband
C
voorwaardelijk verband

Slide 27 - Quiz

We kunnen dus zeggen dat iedereen geslaagd is.
A
opsomming
B
conclusie
C
reden
D
tijdsvolgorde

Slide 28 - Quiz

We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.

A
chronologisch verband (tijdsvolgorde)
B
tegenstellend verband
C
opsommend verband

Slide 29 - Quiz