2hv-H3-Intro

Chapitre 3 - Faire les magasins
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Chapitre 3 - Faire les magasins

Slide 1 - Slide

Dit hoofdstuk
- Kan je iets kopen/ bestellen
- Personen omschrijven

Slide 2 - Slide

Welke woorden heb je nodig?
1. la taille
A. het winkelcentrum
2. le pantalon
B. het kledingstuk
3. le vêtement 
C. lelijk
4. le pull
D. de maat
5. moche
E. de tas
6. le sac
F. de trui
7. le centre commercial
G. de broek

Slide 3 - Slide

Regarder le petit film
1. Wat eten Franse na een dagje shoppen?
2. Welke Franse gerechten zie/ hoor je in het filmpje. 
3. Schrijf de Franse woorden op die in beeld komen. 

Slide 4 - Slide

Au travail! 
Blz. 96
Faire exercice 1-2-3

Slide 5 - Slide

Les vêtements
1. Een overhemd =                                   8.  een pet = 
2. Een broek =                                            9. een rok = 
3. schoenen =                                            10. een riem =
4. Een jas = 
5. Een trui = 
6. Een hoed = 
7. een rok = 

Slide 6 - Slide

0

Slide 7 - Video

Getallen 
10 = dix
20 = vingt
30 = trente
40 = quarante 
50 = cinquante
60 = soixante 

Slide 8 - Slide

quinze =

Slide 9 - Open question

trente-trois =

Slide 10 - Open question

soixante-cinq =

Slide 11 - Open question

cinquante-neuf =

Slide 12 - Open question

trente-six =

Slide 13 - Open question

vingt-sept =

Slide 14 - Open question

quatorze =

Slide 15 - Open question

24 =

Slide 16 - Open question

11 =

Slide 17 - Open question

43

Slide 18 - Open question

57 =

Slide 19 - Open question

le vêtement =

Slide 20 - Open question

le pull =

Slide 21 - Open question

l'argent =

Slide 22 - Open question

la taille =

Slide 23 - Open question

 L'épiphanie
Le six janvier 

Une galette des Rois

Slide 24 - Slide

Schrijf over in je schrift:
1. Hoeveel dagen na kerst is l'épiphanie? 
2. Uit welk land komt het woord: épiphanie?
3. Naar welke 3 personen verwijst 'la fête des rois'?
4. Welke 3 kado's gaven deze personen?
5. Welke 3 ingrediënten zitten er in een 'Gallette des Rois?'
6. Wat is 'une fève'? 
7. Hoeveel soorten 'gallette des Rois' heeft Frankrijk?
8. Hoeveel 'gallette des Rois'  eten Fransen per jaar?


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Video

Au travail!
Bekijk de video op de volgende dia.

Schrijf de volgende antwoorden in je schrift op:

  1. Wat voor ingrediënten moeten er in de taart? (het zijn er 5)
  2. Op hoeveel graden moet de oven staan?
  3. Hoelang moet de taart in de oven?

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

Au travail!
In je schrift: 
1 t/m 7 onder elkaar --> donne ton opinion + / - 

Faire exercice 6 op blz. 100 

Slide 29 - Slide