dinsdag 26 januari

het schaakbord 
de schaakstukken =
koning, koningin, loper, toren, paard en pion
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1,2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 42 min

Items in this lesson

het schaakbord 
de schaakstukken =
koning, koningin, loper, toren, paard en pion

Slide 1 - Slide

de schaakmeester
de openingszet
verslaan = winnen

Slide 2 - Slide

zetten
schaakmat

Slide 3 - Slide

de manieren =
hoe je iets doet
uitgebreid = groot/veel
een uitgebreid ontbijt

Slide 4 - Slide

           onomstotelijk  = heel duidelijk                            Het  is onomstotelijk bewezen dat er water is op de maan

verbanden leggen =
zien wat met elkaar te maken heeft

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

stagneren
A
verder gaan
B
het ver schoppen
C
stilstaan
D
achter uit gaan

Slide 14 - Quiz

baseren op
A
waar iets vandaan komt
B
waar iets gezegd wordt
C
waar iets naar toe gaat
D
waar iets gedaan wordt

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'complex'?
A
een kwaliteit die iemand heeft
B
ingewikkeld
C
wat je vanzelf snapt
D
eenvoudig

Slide 16 - Quiz

Schrijf een zin waarin 'complex' juist gebruikt wordt.

Slide 17 - Open question

Wat betekent 'logisch'?
A
wat je vanzelf snapt
B
vooruitkomen in het leven
C
zeggen dat het zo is
D
beweren

Slide 18 - Quiz

Schrijf een zin waarin je 'logisch' op de juiste manier gebruikt.

Slide 19 - Open question

Zou jij het een goed idee vinden om schaken verplicht te moeten leren op school, naast taal en rekenen?
Ja, lijkt me een goed idee.
Nee, lijkt me helemaal niks.

Slide 20 - Poll

Wat betekent 'analyseren'?
A
aanpak
B
verbinden
C
gevolg
D
onderzoeken

Slide 21 - Quiz

het tijdverdrijf

Slide 22 - Mind map

Dat is echt waar, het is ................bewezen

Slide 23 - Open question

Wat zijn jouw ...................?
A
baseringen
B
capaciteiten
C
kwaliteiten
D
verbanden

Slide 24 - Quiz


Slide 25 - Open question

Op welke manieren kun je betalen bij een webshop (on-line)?
A
Munten
B
Papiergeld
C
Credicard
D
IDeal

Slide 26 - Quiz