Unit 5) All, every, each

ALL, EVERY, EACH
Leerdoelen:
- Ik kan aangeven hoe iets precies is of wordt gedaan.
- Ik kan mensen, dieren of dingen beschrijven.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

ALL, EVERY, EACH
Leerdoelen:
- Ik kan aangeven hoe iets precies is of wordt gedaan.
- Ik kan mensen, dieren of dingen beschrijven.

Slide 1 - Slide

ALL, EVERY & EACH
All gebruiken we als we het hebben over een hele groep. We gebruiken all altijd samen met een meervoudsvorm.

All + meervoudsvorm

  • We went to all the sights in the city
  • I like all flavours of ice cream
  • All boys and girls must report to the principal.
  • All fruit has gone bad.


Slide 2 - Slide

ALL, EVERY & EACH
Every gebruik je als je het hebt over mensen, dieren of dingen die samen een groep vormen. Na every komt altijd een enkelvoudsvorm.

Every + enkelvoudsvorm

  • Every sight was interesting
  • Every book there I have read.

Every gebruiken we bij aantallen van 3 of meer.


Slide 3 - Slide

ALL, EVERY & EACH
Each gebruik je als het hebt over mensen, dieren of dingen afzonderlijk. Elk op zich of per individu. We gebruiken each altijd samen met een enkelvoudsvorm.

Each + enkelvoudsvorm

  • We wanted to spend an hour at each sight.
  • Each house has been painted white.
  • Each of them has done their job

We gebruiken each bij aantallen van 2 of meer.

Slide 4 - Slide

ALL, EVERY & EACH
Samenvatting:

All -> groep (meervoud: alle)

Every -> alle leden van een groep (enkelvoud: elke, bij 3 of meer)

Each -> individuen (enkelvoud: elke apart, bij 2 of meer)

Slide 5 - Slide

We don’t go to ___ party we’re invited to.
A
all
B
every
C
each

Slide 6 - Quiz

Take one in ___ hand.
A
all
B
every
C
each

Slide 7 - Quiz

Do ___ English people like the Queen?
A
all
B
every
C
each

Slide 8 - Quiz

___ criminal should pay for his or her crimes.
A
all
B
every
C
each

Slide 9 - Quiz

___ cupcake has a different flavour.
A
all
B
every
C
each

Slide 10 - Quiz