• Een radioactieve isotoop heeft een atoomkern die instabiel is. Zo’n instabiele kern kan spontaan uit elkaar vallen. Dit noem je radioactief verval. Tijdens dit verval zendt de atoomkern heel kort een flits ioniserende straling uit.
• De stralingsenergie die bij radioactief verval vrijkomt, is zo geconcentreerd dat zij elektronen uit moleculen kan wegschieten. Dit noem je ioniseren. Hierdoor vallen moleculen in brokstukken uit elkaar. Cellen in het lichaam kunnen ontregeld raken. Ook DNA in het menselijk lichaam kan worden beschadigd. Dat kan kanker en erfelijke afwijkingen veroorzaken.
• Het aantal kernen dat in een seconde vervalt noem je de activiteit. De eenheid van activiteit is becquerel (Bq). De activiteit meet je met een geigerteller.
• De halveringstijd is de tijd waarin de helft van de instabiele kernen van een hoeveelheid materiaal is verdwenen. Iedere radioactieve isotoop heeft zijn eigen halfwaardetijd.