Als het goed is, kun je aan het eind van deze les de theorie van de literaire begrippen op verhalen toepassen.
We lopen eerst samen even door de tekst heen en bespreken de gevraagde begrippen uitgebreid.
Slide 2 - Slide
Vraag 1
Schat de vertelde tijd. Beredeneer hoe je tot dat antwoord komt.
Wat verstaan we ook alweer onder de vertelde tijd?
En hoe pasten flashbacks, flashforwards, terugverwijzingen en vooruitwijzingen hierin?
Slide 3 - Slide
Vraag 2
Is het verhaal chronologisch of niet? Verklaar je antwoord.
Hoe zat het ook alweer met de chronologie?
Slide 4 - Slide
Vraag 3
Door wiens ogen kijk je het verhaal in?
Hoe zat het ook alweer met perspectief?
Slide 5 - Slide
Vraag 4
Beredeneer waarom de hoofdonderwijzer een type is.
Wat was ook alweer het verschil tussen een type en een karakter?
Slide 6 - Slide
Vraag 5
De baard van de hoofdonderwijzer wordt driemaal genoemd; die fungeert dus als?
Thema's, motieven, motto?
Slide 7 - Slide
Vraag 6
Welke drie naamgevingen voor de baard kom je tegen?
Slide 8 - Slide
Vraag 7
Heeft het verhaal een open of een gesloten einde?
Leg je antwoord uit.
Hoe zat het ook alweer met open en gesloten einde?
Slide 9 - Slide
Vraag 8
Wat is het thema van dit verhaal?
Wat verstonden we ook alweer onder een thema?
Slide 10 - Slide
Vraag 9
Zeg in maximaal 15 woorden welk taalkundig bezwaar er bestaat tegen het gebruik van “want” in regel 4.
Waarvoor gebruiken we 'want' ook alweer?
Slide 11 - Slide
Vraag 10
Wat betekent het woord 'redeloze' in regel 22?
Slide 12 - Slide
Huiswerk
Morgen gaan we een quizje doen over de literatuurgeschiedenis van de middeleeuwen. Neem pagina 7 tot en met 22 van de reader nogmaals goed door en markeer en maak aantekeningen waar dat nodig is.