week 7 les 1 voorzetsels 4de naamval ( nog niet af!!!!!!!!!!!)

Wie is aanwezig?
Geen huiswerk? Geef dit aan als ik je naam roep!
1 / 27
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Wie is aanwezig?
Geen huiswerk? Geef dit aan als ik je naam roep!

Slide 1 - Slide

Du hast 2 Minuten für:


Je hebt 2 min om: 
  • mobiel in de wandtas
  • oortjes uit
  • je zit op je vaste plek
timer
2:00
Voordat de docent begint met de les heb je op tafel
werkboek (dicht) + schrift + planagenda 

Slide 2 - Slide

Was machen wir heute?
Planagenda
- nakijken
- voorzetsels met de 4de naamval herhalen
- zinsontleding
- zelfstandig werken 


Slide 3 - Slide

Planagenda:

HW af volgende les: 



timer
3:00

Slide 4 - Slide

nakijken



vanaf blz. 69 opdr. 8 / 9 / 10 / 11
vanaf blz. 71 opdr. 1 / 2 /3

Slide 5 - Slide

Voorzetsels mit de 4de naamval
Welke ken je nog van de afgelopen les? 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De voorzetsels van de vierde naamval
durch
door
für
(bestemd) voor, ergens vóór zijn
ohne
zonder
um
om
gegen
tegen
Na deze voorzetsels volgt de 4de naamval  

Slide 8 - Slide

Vertaal: om
A
ohne
B
um
C
für
D
durch

Slide 9 - Quiz

Vertaal: zonder
A
tegen
B
ohne
C
om
D
met

Slide 10 - Quiz

Vertaal: door
A
ohne
B
um
C
für
D
durch

Slide 11 - Quiz

Vertaal: tegen
A
gegen
B
ohne
C
für
D
mit

Slide 12 - Quiz

Vertaal: voor
A
für
B
ohne
C
um
D
mit

Slide 13 - Quiz

voor mij
zonder hem
door jullie
om je 
um dich
ohne ihn
für mich
durch euch

Slide 14 - Drag question

Vul het juiste persoonlijk vnw in:
Ich suche ....... (jou)
A
du
B
dir
C
dich
D
mich

Slide 15 - Quiz

Vul het juiste persoonlijk vnw in:
Hast du das für .....(ons) gekauft?
A
uns
B
wir

Slide 16 - Quiz

Vul het juiste persoonlijk vnw in:
Ich gehe ohne ....(jullie) zur Schule.
A
mich
B
ihr
C
euch

Slide 17 - Quiz

Vul het juiste persoonlijk vnw in:
Das ist ( voor mij) und nicht ( voor U) .
A
für mich .....für sie
B
für mich...... für Sie
C
für mich ..... für euch

Slide 18 - Quiz

Vul het juiste persoonlijk vnw. in:
Ich kaufe ein Buch für....(hem).
A
er
B
wir
C
ihn
D
ich

Slide 19 - Quiz

Hoe zeg je 'zonder mij'?

Slide 20 - Open question

Hoe zeg je 'tegen jullie'?

Slide 21 - Open question

Hoe zeg je 'voor jou'?

Slide 22 - Open question

Hoe zeg je 'om haar'?

Slide 23 - Open question

Hoe zeg je 'door hem'?

Slide 24 - Open question

Vul de juiste vorm van het persoonlijk werkwoord in:

Sie macht sich sorgen um ................... (jou).
Durch .................. (haar) kann er gut kochen.
Was hat er gegen ............................ (mij)?
Wir essen nicht ohne .......................... (jullie).
Die Torte ist für ................... (ons). 

Slide 25 - Slide

Vul de juiste vorm van het persoonlijk werkwoord in:

Sie macht sich sorgen um dich.
Durch sie kann er gut kochen.
Was hat er gegen mich?
Wir essen nicht ohne euch.
Die Torte ist für uns

Slide 26 - Slide

zelfstandig en stil werken:
maken: zie ook planagenda




Klaar: woordtrainer online--> 5.1 / 5.2 / 5.3 / 5.4 

timer
20:00

Slide 27 - Slide