Paragraaf 2: Thermometers

Hoofdstuk 3: Water en lucht
1HV
1 / 12
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 3: Water en lucht
1HV

Slide 1 - Slide

Paragraaf 2: Thermometers

Slide 2 - Slide

Waar gaan we het over hebben?
Onderdelen van een thermometer
Temperatuurschalen

Slide 3 - Slide

Hoe warm is het hier?
En waarom is een thermometer dan zo belangrijk?

Slide 4 - Slide

Onderdelen van een thermometer

Slide 5 - Slide

De celsius-schaal

  • Welke temperatuur heeft smeltend ijs?
  • Welke temperatuur heeft kokend water?
  • Hoe maak je zelf een schaalverdeling?

Slide 6 - Slide

Aan de slag!
Maken opgave 9 t/m 17 op blz 45 t/m 47
Opg 11 mag je overslaan, opg 18 is extra uitdaging

Klaar? Maak ook de plusstof

Slide 7 - Slide

Antwoorden

Slide 8 - Slide

9. 0 graden meten met 
    smeltend ijs
    100 graden meten met        
    kokend water
    Tussenliggende afstand     
    verdelen met een liniaal

10. A: 26 graden
      B: 38,8 graden
      C: - 18 graden
12. Maak eerst zelf een     
       verdeling per 10 graden.
       Dan aflezen: 26 graden

13. a. Niet zo heel erg.

       b. Wel erg, iemand kan     
     koorts hebben zonder dat 
     je het kunt meten.

Slide 9 - Slide

14. a. Ja, daar kan het kwik    
     tegen.

     b. Nee, dan kan het buisje          knappen omdat het kwik te      ver stijgt.


Slide 10 - Slide

16. a. 3 delen
       b. High en Low (hoog en            laag)
       c. Bij de L
       d. De automobilist weet     
        niet altijd welke 
        temperatuur goed is en 
        welke niet. 
17. a. nauwer
      b. groter
      c. Je kunt de thermometer        nauwkeuriger aflezen.
     d. De thermometer wordt          groter en daardoor         
     moeilijker te gebruiken.

Slide 11 - Slide

18. a. 212 - 32 = 180         180 : 100 = 1,8
       1 graden Celsius is dus gelijk aan 1,8 graden Fahrenheit
           
       b. 32 + (37 x 1,8) = 98,6 graden Fahrenheit
       c. (176 - 32) : 1,8 = 80 graden Celsius
       d. bij -40 graden. 

Slide 12 - Slide