KT1: Kapitel 3: ein of eine?

Kapitel 3
ein of eine?
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Kapitel 3
ein of eine?

Slide 1 - Slide

Ziel: (= doel)

Je weet wat de Duitse lidwoorden zijn
Je weet wanneer je der gebruikt
Je weet wanneer je die gebruikt
Je weet wanneer je das gebruikt
Je weet wanneer je ein of eine gebruikt

Slide 2 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
lidwoorden, der, die, das

Slide 3 - Slide

Het lidwoord ' der ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden en die zijn:
A
vrouwelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
mannelijk

Slide 4 - Quiz

Het lidwoord ' die ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden en die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
vrouwelijk
D
meervoud

Slide 5 - Quiz

Het lidwoord ' das ' gebruik je voor zelfstandig naamwoorden en die zijn:
A
mannelijk
B
onzijdig
C
meervoud
D
vrouwelijk

Slide 6 - Quiz

Wat zet je voor "Vater"?
(der, die of das?)

Slide 7 - Open question

Noem een woord waar je
"das" voor kunt zetten (mag in het Nederlands)

Slide 8 - Mind map

Wat zet je voor "Mutter"?
(der, die of das?)
A
die
B
das
C
der

Slide 9 - Quiz

Wat zet je voor "Kuh"?
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quiz

Wat zet je voor "Schwester"?
A
der
B
die
C
das

Slide 11 - Quiz

Wat zet je voor "Kinder"?
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quiz

Wat zet je voor "Kater"?
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quiz

Wat zet je voor "Haus"?
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quiz

Wat zet je voor "Autos"?
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quiz

Nu met "ein" en "eine"

Slide 16 - Slide

Wanneer "ein" en wanneer "eine"?
mannelijk --> ein
onzijdig --> ein
vrouwelijk --> eine

MAAR!
meervoud --> keine

Slide 17 - Slide

Wat zet je voor "Mutter"?
(ein, eine of keine?)
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 18 - Quiz

Wat zet je voor "Kuh"?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 19 - Quiz

Wat zet je voor "Schwester"?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 20 - Quiz

Wat zet je voor "Kinder"?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 21 - Quiz

Wat zet je voor "Kater"?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 22 - Quiz

Wat zet je voor "Haus"?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 23 - Quiz

Wat zet je voor "Autos"?
A
ein
B
eine
C
keine

Slide 24 - Quiz

Evaluatie

Slide 25 - Slide

Ik weet wat de Duitse lidwoorden zijn
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Ik weet wanneer ik der/die/das moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 27 - Poll

Ik weet wanneer ik ein/eine moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll