Modale werkwoorden EC&JAM jaar 1

Guten Morgen,liebe Leute!
Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!
1 / 28
next
Slide 1: Slide
DuitsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Guten Morgen,liebe Leute!
Herzlich Willkommen im Deutschunterricht!

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

dürfen
mögen
wollen
können
wissen
sollen
müssen
Sleep de betekenis rechts naast het juiste werkwoord
moeten (wens van een ander)
willen 
lusten, lekker vinden, houden van
weten
moeten (noodzaak)
kunnen
mogen

Slide 3 - Drag question

Wir dürfen leider nicht mit spielen.

Wat betekent dürfen
A
mogen
B
kunnen
C
durven

Slide 4 - Quiz

Ich mag diesen Salat nicht.

Wat betekent mag
A
mogen
B
lusten
C
willen

Slide 5 - Quiz

Wollt ihr zusammen mit uns ins Kino?

Wat betekent wollen
A
kunnen
B
willen
C
mogen

Slide 6 - Quiz


Welk werkwoord moet je gebruiken?
Dat moest wel zo eindigen.
A
müssen
B
sollen
C
wissen

Slide 7 - Quiz


Welk werkwoord moet je gebruiken?
Wie iets verdienen wil, moet werken.
A
werden
B
sollen
C
müssen

Slide 8 - Quiz


Welk werkwoord moet je gebruiken?
Je moet om 22 uur thuis zijn!
A
sollen
B
wollen
C
müssen

Slide 9 - Quiz


Welk werkwoord moet je gebruiken?
U moet hier overstappen.
A
müssen
B
dürfen
C
sollen

Slide 10 - Quiz

overzicht modale werkwoorden 

Slide 11 - Slide

Noteer de ik-vorm van wollen, können, dürfen en müssen.

Slide 12 - Open question


Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin? 
Du magst keinen Kaffee. 
A
Je mag
B
Je kunt
C
Je lust
D
Je mocht

Slide 13 - Quiz


Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin?
Ihr dürft nicht spicken!
A
Jullie durven
B
Jullie denken
C
Jullie moeten
D
Jullie mogen

Slide 14 - Quiz


Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin? 
Sie weiß noch nichts von diesem Thema. 
A
Ze weet
B
U weet
C
Ze weten
D
Ze wisten

Slide 15 - Quiz


Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin? 
Du kannst später kommen. 
A
Je komt
B
Je koopt
C
Je kunt
D
Je krijgt

Slide 16 - Quiz


Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin? 
Sie wollen bald umziehen. 
A
Ze wil
B
Zij willen
C
Ze wilt
D
Zij wilden

Slide 17 - Quiz


Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin? 
Er soll noch bleiben. 
A
Hij moet
B
Hij zou
C
Het moet
D
Het zou

Slide 18 - Quiz


Wat is de juiste vertaling van de vetgedrukte woorden in de zin? 
Ich muss mich melden. 
A
Ik moest
B
Ik mag
C
Ik meen
D
Ik moet

Slide 19 - Quiz


Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Kun jij)... mir helfen?

Slide 20 - Open question


Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Jij moet)... zur Toilette gehen. 

Slide 21 - Open question


Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Jullie mogen) hier nicht parken.

Slide 22 - Open question


Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Hij wil) zum Strand gehen. 

Slide 23 - Open question


Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Zij lust) keinen Alkohol. 

Slide 24 - Open question


Vertaal de woorden tussen de haakjes:
(Jullie weten) die Antwort.

Slide 25 - Open question

0

Slide 26 - Video

Welke modale werkwoorden heb jij in dit lied gehoord? Noteer ze allemaal

Slide 27 - Open question

alles kann besser werden
alles soll besser werden
weil ich nicht sehen soll
ich weiß nicht
keiner muss
ich will hier raus


Slide 28 - Slide