Het geld en inkomen van Nederland 2

Welkom klas 3 h/v
Voor de volgende les gaan jullie je vast gaan voorbereiden.  Hiervoor kijken jullie de 2 video's over lenen en sparen, deze staan op slide 3 & 4. 

Bij deze video maak je gebruik van het werkblad (Rol van de bank in de geldmarkt) slide 2. 
Teken deze over in je schrift en voer de opdrachten uit. 
Deze neem je mee naar de volgende les.


1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

Welkom klas 3 h/v
Voor de volgende les gaan jullie je vast gaan voorbereiden.  Hiervoor kijken jullie de 2 video's over lenen en sparen, deze staan op slide 3 & 4. 

Bij deze video maak je gebruik van het werkblad (Rol van de bank in de geldmarkt) slide 2. 
Teken deze over in je schrift en voer de opdrachten uit. 
Deze neem je mee naar de volgende les.


Slide 1 - Slide

De rol van de bank in de geldmarkt.
1. Neem het onderste overzicht over in je schrift. 

2. Geef met pijlen aan hoe het geld zich verplaatst, wie is de aanbieder of vrager van geld (schrijf dit naast de pijl). 

3. Geef ook met een pijl aan wat de vergoeding is voor het sparen of het lenen. 

4. Neem deze mee naar de volgende les.

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Welkom klas 3 h/v
Het geld en inkomen van Nederland, les 2

Slide 5 - Slide

Lesopbouw 2. Wanneer heb je geld nodig?
5  min:      Welkom 
10  min:    Terugblik les 1, geld en geldezels.
10 min:     Instructie 1 (wanneer heb je geld nodig?)
10 min:     Instructie 2 (lenen of sparen?)
25 min:    Spaarplan maken 
15 min:     Nabespreking spaarplan en evaluatie les 
5 min:       Afsluiting.



Slide 6 - Slide

Thema 2, het geld en inkomen van Nederland
In 7 lessen
1.                    Wat is geld en wat zijn de risico's ervan?
2.                   Wanneer heb je geld nodig? 
3.                   Hoe betaal je slim in het buitenland?
Les 4-7
Project       Hoe sociaal zijn wij eigenlijk?
SO                Over heel thema 2


Slide 7 - Slide

Terugblik 
les 1 


Geldvormen
Geldfuncties
Geldezels

Slide 8 - Slide

Je wilt als je 16 wordt (net als in het filmpje)
een nieuwe scooter kopen.
Maar je wilt geen geldezel worden, wat nu?

Slide 9 - Mind map

Les 2. Wanneer heb je geld nodig? 
Leerdoelen:
Je kan uitleggen wat de rol van de bank in de geldmarkt is.
je kan het verschil tussen rente bij sparen en lenen verklaren,
je kan berekenen wat de sparen oplevert.
je kan berekenen wat de kredietkosten van een lening zijn.


Leerdoel in de praktijk (affectief):
je herkent de risico’s van geld lenen.
Je kan een spaarplan maken.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Voorkennis
In het filmpjes vooraf aan de les is uitgelegd:
  • Spaarders zijn de aanbieders in de geldmarkt
  • Leners zijn de vragers in de geldmarkt
  • De bank is de schakel tussen vragers en aanbieders


Slide 12 - Slide

Wat is de vergoeding voor je spaargeld?
A
Een lage rente die je van de bank krijgt
B
Een hoge rente die je van de bank krijgt
C
Een lage rente die je aan de bank betaald
D
Een hoge rente die je aan de bank betaald

Slide 13 - Quiz

Welke spaarfunctie hoort bij het repareren van je telefoon nadat deze is gevallen
A
Voor een doel
B
uit voorzorg
C
voor de rente
D
voor een huis

Slide 14 - Quiz

Spaaropbrengsten berekenen, rekenen met enkelvoudige rente
  • Robert zet €1.500 op een spaardeposito
  • Hij ontvangt van de bank 1,5% rente
  • Hoeveel rente ontvangt hij na 1 jaar
  • Hoeveel rente ontvangt hij totaal na 3 jaar?
  • Wat is de formule?
Spaardeposito:
een spaarrekening waarop het geld voor een afgesproken periode vast staat tegen een vaste rente. De rente op een spaardeposito wordt gewoonlijk na iedere periode naar je betaalrekening overgemaakt. 

Slide 15 - Slide

Enkelvoudige rente 
-> je krijgt rente bijgeschreven op je betaalrekening
-> je krijgt telkens rente over hetzelfde bedrag
Samengestelde rente
-> de rente wordt bijgeschreven op je spaarrekening
-> het jaar erna krijg je rente over je spaarbedrag en over de reeds ontvangen rente ('rente op rente')

Slide 16 - Slide

Spaaropbrengsten berekenen met 
samengestelde rente
Formule = spaarbedrag x groeifactor^aantal jaren= eindbedrag looptijd
Bereken eerst de groeifactor         rentegetal/100 + 1
Bijv. rente = 1.2%   dan 1.2/100 = 0,045 + 1 = 1,012 dit is de groeifactor

Voorbeeld: Henk heeft €1700 op zijn spaarrekening. Hij krijgt 1,2%rente en laat dit 5 jaar op zijn rekening.
Wat is het eindsaldo van Henk?
spaarbedrag x groeifactor^aantal jaren= eindbedrag looptijd
1700                  x               1,012^5                      = €1804.48

Slide 17 - Slide

Voorkennis lenen
In de filmpjes vooraf aan de les is uitgelegd:
Welke leenmotieven er zijn
Wat kredietkosten zijn

Slide 18 - Slide

Wat is de vergoeding voor het geld dat je leent?
A
Een lage rente die je van de bank krijgt
B
Een hoge rente die je van de bank krijgt
C
Een lage rente die je aan de bank betaald
D
Een hoge rente die je aan de bank betaald

Slide 19 - Quiz

Manon heeft een bijbaantje bij een supermarkt. Het geld dat ze hiermee
verdient, spaart zij om later een scooter te kunnen kopen. Haar moeder
heeft ook geld gespaard. “Je weet nooit waarvoor je het nodig hebt”, zegt
haar moeder.

Van welke twee spaarmotieven is hier sprake?
A
van sparen voor een doel en sparen voor de rente
B
van sparen voor een doel en sparen uit voorzorg
C
van sparen voor de rente en sparen uit voorzorg
D
van sparen uit voorzorg en voor een doel

Slide 20 - Quiz

Leenmotieven

Slide 21 - Slide

Kredietkosten

Als je geld leent, krijg je te maken met verschillende kosten:

  • Aflossing: terugbetaling van het leenbedrag;
  • Rente: een percentage van het leenbedrag als vergoeding voor het lenen.

Je betaalt kredietkosten meestal op 
vaste momenten in maandelijkse termijnen.


Slide 22 - Slide

Kredietkosten berekenen
  • Krediet = lening
  • Kredietkosten = (aantal termijnen x termijnbedrag) - lening

    Slide 23 - Slide

    Klaas koopt een tv. Als Klaas direct betaalt is de verkoopprijs € 500,-
    Klaas kiest er voor om de tv in termijnen te betalen. Hij betaalt 12 termijnen van € 50,-.
    Bereken de kredietkosten.
    A
    € 50,-
    B
    € 100,-
    C
    € 500,-
    D
    € 600,-

    Slide 24 - Quiz


    Wie van jullie spaart?
    Ik spaar voor iets wat ik heel graag wil (hebben).
    Sparen? Ik kom altijd geld tekort!
    Ik spaar, maar weet niet precies waarvoor.
    Ik hoef niet te sparen, want ik krijg alles wat ik wil (hebben).

    Slide 25 - Poll


    Sparen duurt te lang. Je kunt beter lenen en afbetalen. Dan kun je meteen kopen wat je wilt hebben.
    eens
    oneens

    Slide 26 - Poll

    Geld lenen is gevaarlijk, omdat je niet weet
    of je de schuld wel kan terugbetalen.
    Ja
    Nee

    Slide 27 - Poll


    Spaarplan maken
    OPDRACHT
    Hoeveel heb je al gespaard?
    Hoeveel kun je per maand sparen?
    Waarvoor wil je sparen (= spaardoel)?
    Hoeveel kost jouw spaardoel?
    Wanneer heb je genoeg gespaard en kun je je spaardoel kopen?
    Wat ga je besparen als je gaat sparen ipv lenen, kijk op de volgende slide wat lenen zou kosten.
    timer
    25:00

    Slide 28 - Slide


    Spaarplan maken
    OPDRACHT
    Je hebt 25 minuten op het spaarplan te maken.
    Gebruik voor de laatste vraag onderstaand tabel


    timer
    25:00

    Slide 29 - Slide

    Spaartips
    Open een spaarrekening.
    Zet iedere week of maand geld op de spaarrekening.
    Veel kleine beetjes maken groot.
    Maak een overzicht van inkomsten en uitgaven.
    Kun je ergens op besparen?
    Spaargeld maakt gelukkiger.
    Praat er thuis over dat je spaart, 
    en waarvoor je spaart.

    Slide 30 - Slide


    Leen je wel eens geld van iemand?
    Ik heb nog nooit geld geleend.
    Ik leen wel eens geld van mijn ouders.
    Ik leen wel eens geld van een vriend of vriendin.

    Slide 31 - Poll


    Leen je wel eens geld uit aan iemand?
    Nee, nooit
    Soms wel, aan een vriend of vriendin
    Soms wel, aan (één van) mijn ouders

    Slide 32 - Poll


    Stel: je smartphone die je op afbetaling hebt 
    gekocht, laat je na 2 maanden op de grond vallen. 
    De telefoon is helemaal stuk. Moet je dan de 
    resterende termijnen van je lening doorbetalen?
    A
    ja
    B
    nee

    Slide 33 - Quiz

    Geld lenen kost geld (en geluk)
    Je betaalt rente over de schuld.
    Je moet de schuld altijd terugbetalen.
    Mensen lenen steeds opnieuw om nog meer spullen te kopen.
    Een schuld maakt ongelukkig.
    Soms moeten mensen geholpen worden om uit de schulden te komen.

    Slide 34 - Slide


    Wat heb je van deze les geleerd 
    en hebben we de leerdoelen behaald?
    LAATSTE VRAAG

    Slide 35 - Open question

    Filmpje
    Voor de volgende les
    Bekijk het filmpje over wisselkoersen  
    Maak je de opgaven uit je werkboek Pincode p36-39 en 42-44 

    Slide 36 - Slide