Year 2 recap 1

Year 2 recap 1
1 / 28
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Year 2 recap 1

Slide 1 - Slide

Personal pronouns zijn:
timer
0:10
A
bezittelijke voornaamwoorden
B
tegenwoordige tijd
C
persoonlijke voornaamwoorden
D
verleden tijd

Slide 2 - Quiz

translate to English: Ik, Jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij(mv)
timer
1:00

Slide 3 - Open question

Translate to English: mijn, jouw, haar, zijn, van het, ons, jullie, hun
timer
1:00

Slide 4 - Open question

timer
0:30
Present simple

Slide 5 - Mind map

present simple is....
timer
0:10
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 6 - Quiz

Fill in the present simple
I .................(walk) to school
timer
0:30

Slide 7 - Open question

Fill in the present simple:
Linda .................(read) a book.
timer
0:30

Slide 8 - Open question

Fill in the present simple:
...............the cat...........run in the yard?
timer
0:30

Slide 9 - Open question

In de present simple gebruik je het woordje 'does' bij
timer
0:10
A
meerdere personen/dieren/ dingen
B
1 persoon/dier/ding

Slide 10 - Quiz

Welke zin is juist?
timer
0:20
A
I walks to school.
B
Do linda walk to school?
C
She do walk.
D
My mom doesn't walk to school.

Slide 11 - Quiz

Present continuous gebruik je alleen als iets...................................
timer
0:15

Slide 12 - Open question

Hoe maak je de present continuous?
timer
0:15
A
Am / is/are + ww+ ed
B
am /is/are + ww+ing
C
Am/is/are
D
Am/is/are + ww

Slide 13 - Quiz

Welke zin is juist?
timer
0:15
A
I are reading
B
We is reading now
C
She is reading a book
D
He is read

Slide 14 - Quiz

Wanneer gebruik je de present continuous?
timer
0:20

Slide 15 - Open question

Past simple is........................
timer
0:10

Slide 16 - Open question

Een bevestigende zin (+zin) in de past simple maak je zo:
timer
0:10
A
werkwoord
B
werkwoord+ed
C
did + werkwoord+ ed
D
didn't

Slide 17 - Quiz

Welk woordje gebruik je in de Past simple om een ontkennende of vraag zin te maken?
timer
0:20

Slide 18 - Open question

Welke zin is juist in de past simple?
timer
0:10
A
the cat and dog hatet
B
Jerry walkt
C
She walked
D
The table breaks

Slide 19 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van een Engelse zin?
timer
0:20
A
Wie + wat+waar+wanneer
B
Wat+wie+waar+ wanneer
C
Wie+wanneer+wat+ waar
D
Wanneer+wat+wie+ waar

Slide 20 - Quiz

Zet de zin in de juiste volgorde:
cooks - in the kitchen - my dad - in the morning
timer
0:40

Slide 21 - Open question

Welke datum is correct?
timer
0:15
A
The threeth of August
B
The ninth of march
C
the oneth of January
D
The seventeenth of December

Slide 22 - Quiz

schrijf de volgende datum voluit in het Engels: maandag 8-4
timer
0:25

Slide 23 - Open question

timer
0:30
Wat weet je over "plural"

Slide 24 - Mind map

Make the word plural:
laptop
timer
0:10

Slide 25 - Open question

Make the word plural:
child
timer
0:10

Slide 26 - Open question

make the word plural:
city
timer
0:10

Slide 27 - Open question

Vragen?

Slide 28 - Open question