This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
H3 Elektriciteit
§3.3 Elektriciteit gebruiken
Slide 1 - Slide
Herhaling 3.3
Wat is het vermogen van een apparaat?
Hoe bereken je het vermogen?
Hoe meet je het energiegebruik?
Hoe bereken je energiegebruik?
Wat kost de gebruikte energie?
Wat is rendement?
Hoe kies je het juiste apparaat?
Slide 2 - Slide
Elektriciteit - Vermogen ?
Slide 3 - Slide
Vermogen
de hoeveelheid energie die een apparaat per seconde omzet
Slide 4 - Slide
Vermogen - typeplaatje
Een boormachine van 300 watt zal niet zo makkelijk een gat boren als een boormachine van 800 watt.
Apparaten met een hoger vermogen kunnen meer.
Meer vermogen meer gebruik van elektrische energie.
Hoe groter het vermogen van een apparaat, hoe meer het apparaat kost om het te gebruiken.
Een typeplaatje vind je vaak achterop of onderop een elektrisch apparaat.Op het typeplaatje vind je het vermogen van een apparaat.
Slide 5 - Slide
Vermogen
Vermogen is het energieverbruik per seconde verbruikt
De afkorting voor vermogen is de hoofdletter P van het Engelse woord voor vermogen, power.
De eenheid van vermogen is watt (W).
Slide 6 - Slide
Vermogen
vermogen in Watt (W)
spanning in Volt (V)
stroomsterkte in Ampere (A)
Vermogen = spanning x stroomsterkte
Slide 7 - Slide
Weerstand
weerstand in ohm(Ω)
spanning in V
stroomsterkte in A
Weerstand= spanning : stroomsterke
Slide 8 - Slide
Voorbeeld
Een lampje brandt op 5V, de stroomsterkte is 2A. Hoe groot is het vermogen?
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
Examenvraag
Slide 9 - Slide
Voorbeeld
Een lampje brandt op 5V, de stroomsterkte is 2A. Hoe groot is het vermogen?
Gegeven: I = 2 A ; U = 5 V
Gevraagd: P
Formule: P= U x I
Berekening: 5: 2 = 10
Antwoord: P= 10 W
Examenvraag
Slide 10 - Slide
Oefenen
Een waterkoker heeft een stroomsterkte van 3,3 A de spanning is 230 V. Bereken de weerstand als hij aanstaat.
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
Examenvraag
Slide 11 - Slide
Een waterkoker heeft een stroomsterkte van 3,3 A de spanning is 230 V. Bereken de weerstand als hij aanstaat.
Slide 12 - Open question
Oefenen
Een waterkoker heeft een stroomsterkte van 3,3 A de spanning is 230 V. Bereken het vermogenals hij aanstaat.
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
Examenvraag
Slide 13 - Slide
Een waterkoker heeft een stroomsterkte van 3,3 A de spanning is 230 V. Bereken het vermogen als hij aanstaat.
Slide 14 - Open question
Uitwerking
Examenvraag
Slide 15 - Slide
energiegebruik
Slide 16 - Slide
Energiegebruik
Hoe meet je energiegebruik?
kilowattuurmeter > meet hoeveelheid elektrische energie een apparaat gebruikt en ook het totale energiegebruik in huis - geeft het energiegebruik aan in kilowattuur (kWh) > eenheid van energiegebruik
Slide 17 - Slide
Elektrische energie
E = Elektrische energie kWh
P = vermogen in kW
t= tijd in h
Energieverbruik = vermogen x tijd
Slide 18 - Slide
Omrekenen
5000 W = 5 kW
10000 W = 10 kW
300 W = 0,3 kW
W --> kW --> : 1000
Slide 19 - Slide
Oefenen
Een wasmachine van 3000 W staat 1,5 uur aan. Bereken het energiegebruik?
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
Examenvraag
Slide 20 - Slide
Een wasmachine van 3000 W staat 1,5 uur aan. Bereken het energiegebruik?
Slide 21 - Open question
Voorbeeld
Een lamp van 75 W brandt op 8 uur lang. Hoeveel energie heeft de lamp gebruikt?
Gegeven:
Gevraagd:
Formule:
Berekening:
Antwoord:
Examenvraag
Slide 22 - Slide
Voorbeeld
Een lamp van 75 W brandt op 8 uur lang. Hoeveel energie heeft de lamp gebruikt?
Gegeven: P = 0,075 W ;t= 8 uur
Gevraagd: E
Formule: E= P x t
Berekening: 0,075 x 8 = 0,6
Antwoord: E= 0,6 kWh
Examenvraag
Slide 23 - Slide
Aan de slag
Maken rekenvaardigheid
Vraag 7 a, b, c en d
Slide 24 - Slide
Rendement
Rendement is het gedeelte nuttige energie dat gebruikt wordt.
Slide 25 - Slide
Rendement
Het rendement geeft aan hoeveel procent nuttig gebruikt wordt.