Terugblik/herhalen wat we gedaan hebben (opdr 6 bespreken)
Bijwoordelijke bepaling uitleg
Zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Zinsdelen
Persoonsvorm
Werkwoordelijk gezegde
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
Slide 3 - Slide
2.7 opdracht 6 bespreken tot C
De opdracht: Zinsdelen benoemen.
Noteer de persoonsvorm. Zet zinsdeelstrepen. Schrijf wg, o, lv en mv tussen haakjes achter de juiste zinsdelen.
Slide 4 - Slide
Zin A, B, C
a. Handboogschutters laten jongeren met ADHD op een praktische en effectieve manier hun concentratie herkennen.
b. Dit experiment liet de kinderen hun hyperfocus optimaal ervaren.
c. Het bloedserieus in balans blijven en het mikken op het doel zouden hun direct een gefocuste kalmte in ledematen en hoofd bezorgen.
Slide 5 - Slide
Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je bijwoordelijke bepaling. Vaak geeft het een plaats of tijd aan.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Video
Welke vraag(en) stel je ook alweer om de bijwoordelijke bepaling te bepalen?
waar= bijwoordelijke bepaling van plaats
wanneer= bijwoordelijke bepaling van tijd
hoe = bijwoordelijke bepaling van reden
Slide 8 - Slide
bijwoordelijke bepaling
Mijn iPad
heb
ik
het tweede uur
aan Joey
uitgeleend.
Slide 9 - Drag question
Sleep de zinsdelen die een bijwoordelijke bepaling zijn naar de box.
Vanmorgen
ging
de buurman
over straat
Slide 10 - Drag question
lijdend voorwerp
Bijwoordelijke bepaling
onderwerp
bijwoordelijke bepaling
werkwoordelijk gezegde
Hij
viert
zijn verjaardag
dit weekend.
inderdaad
Slide 11 - Drag question
Wat is de bijwoordelijke bepaling?
Vandaag hebben we de bijwoordelijke bepaling behandeld.
A
Vandaag
B
we
C
de bijwoordelijke bepaling
D
hebben behandeld
Slide 12 - Quiz
Heeft een zin altijd een bijwoordelijke bepaling?
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quiz
Maken van 2.7:
Opdracht 8 en 10
Welke opdrachten van paragraaf 2.7 moet je maandag afhebben: