What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
paragraaf 40-41 deel 2
Argumentatio 41
1 / 30
next
Slide 1:
Slide
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Argumentatio 41
Slide 1 - Slide
Rursus t/m quaeramus
In welke vorm staat revertamur en quaeramus?
A
1e mv ind prae A
B
1e mv coni prae A
C
1e mv ind fut A
D
1e mv coni impf A
Slide 2 - Quiz
Hoe kun je deze coniunctivus in de hoofdzin het beste vertalen
A
Als een adhortativus
B
Als een dubitativus
C
Als een potentialis
D
Als een optativus (van wens)
Slide 3 - Quiz
quae t/m fuerint
Welke vorm is fuerint?
A
3e mv ind fut ex A van ferre
B
3e mv coni perf A van ferre
C
3e mv ind fut ex A van esse
D
3e mv coni perf A van esse
Slide 4 - Quiz
Waarom staat fuerint in de coniunctivus?
A
Het is een adhortativus
B
Het staat in een definiërende bijzin (quae is een betr. vnw. hier)
C
het is een afhankelijke vraag (quae is een vraagwoord hier)
D
Het staat in een causale betr. bijzin (quae is een betr. vnw. hier)
Slide 5 - Quiz
quae t/m fuerint
Wat is het onderwerp van fuerint?
A
quae
B
vitia
C
quae tanta vitia
D
ingesloten
Slide 6 - Quiz
quare t/m displiceret
In welke vorm staat displiceret?
A
3e ev ind prae A
B
3e ev coni prae A
C
3e ev ind fut A
D
3e ev coni imperf A
Slide 7 - Quiz
Waarom staat displiceret in de coniunctivus?
A
Het staat in een consecutieve bijzin (quare = ut ea re, ut = zodat)
B
Het staat in een definiërende bijzin (quae is een betr. vnw. hier)
C
het is een afhankelijke vraag (quae is een vraagwoord hier)
D
Het staat in een causale betr. bijzin (quae is een betr. vnw. hier)
Slide 8 - Quiz
quae t/m fuerint
Wat is het onderwerp van displiceret?
A
quare
B
is
C
patri
D
ingesloten
Slide 9 - Quiz
quae t/m fuerint
In welke naamval staat patri?
A
nom
B
gen
C
dat
D
abl
Slide 10 - Quiz
At |perspicuum| est| nullum| fuisse
Welke vorm is fuisse?
A
inf prae A van fuere
B
inf prae A van ferre
C
inf perf A van esse
D
inf perf A van ferre
Slide 11 - Quiz
Slide 12 - Slide
Pater |igitur |amens
Vul aan :
est
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
qui t/m causa
Wat is het antecdent van qui?
A
eum
B
causa
C
Pater
D
ingesloten
Slide 15 - Quiz
qui t/m odisset
In welke vorm staat odisset?
A
3e ev ind prae A
B
3e ev coni imperf A
C
3e ev ind fut A
D
3e ev coni plq perf A
Slide 16 - Quiz
Waarom staat odisset in de coniunctivus?
A
Het staat in een causale betr. bijzin (qui is een betr. vnw. hier)
B
Het staat in een definiërende betr. bijzin (qui is een betr. vnw. hier)
C
het is een afhankelijke vraag (quae is een vraagwoord hier)
D
Het staat in een causale betr. bijzin (quae is een betr. vnw. hier)
Slide 17 - Quiz
quem |procrearat
Wat is de functie van quem?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
aanvulling ww
D
praedicatieve bepaling
Slide 18 - Quiz
quem |procrearat
Wat is het antcedent van quem?
A
causa
B
eum
C
Pater
D
ingesloten
Slide 19 - Quiz
quem |procrearat
In welke vorm staat procrearat?
A
3e ev ind plq perf A
B
3e ev coni imperf A
C
3e ev coni plq perf A
D
3e ev coni perf A
Slide 20 - Quiz
Deze zin moeten jullie zonder hulp kunnen vertalen.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Ergo| illud |iam |perspicuum |profecto| est
Welke functie heeft persipicuum
A
LV
B
ND
C
BwB
D
praedicatieve bepaling
Slide 23 - Quiz
Ergo| illud |iam |perspicuum |profecto| est
Hier was ik natuurlijk vergeten est geel te maken.
Wat is het onderwerp bij est?
A
Ergo
B
illud
C
perspicuum
D
ingesloten
Slide 24 - Quiz
Na de si-zin volgt een ACI die afhankelijk is van:
illud perspicuum est
Slide 25 - Slide
si t/m fuerit
In welke vorm staat fuerit?
A
3e ev ind pf A van ferre
B
3e ev ind pf A van esse
C
3e ev ind fut ex A van ferre
D
3e ev coni pf A van esse
Slide 26 - Quiz
Waarom staat fuerit in de coniunctivus?
A
Het is een irrealis (die gaat altijd met een si-zin)
B
Het is een potentialis (die gaat altijd met een si-zin)
C
Het is een coniunctivus obliquus (bijzin in de ACI)
D
Het is een concecessivus
Slide 27 - Quiz
De si-zin bestaat eigenlijk uit 2 zinnen:
neque| amens| pater (fuerit)
neque |perditus |filius |fuerit
Slide 28 - Slide
Ook de ACI bestaat eigenlijk uit 2 delen:
causam fuisse +
neque | odi| patri
neque | sceleris| filio
odi = inf finalis: om te
sceleris = dat finalis: tot
Slide 29 - Slide
Succes en tot dinsdag!
Slide 30 - Slide
More lessons like this
G6 Latijn Cicero - Pro Sexto Roscio
January 2021
- Lesson with
13 slides
Latijn
Secundair onderwijs
paragraaf 40-41
December 2020
- Lesson with
38 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
cicero paragraaf 92
February 2021
- Lesson with
35 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
Pensum 1 en coniunctivus 1
March 2021
- Lesson with
13 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Epistula 6.16 18-21
September 2022
- Lesson with
21 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5
Disco hfst 26 afronden tekst 26.A
May 2020
- Lesson with
30 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
paragraaf 14
September 2020
- Lesson with
44 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 6
45 tekstvragen vooral coni (en r. 1 - 11)
December 2021
- Lesson with
11 slides
Latijn
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4