8.4 Veranderende ecosystemen

8.4 Veranderende ecosystemen
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

8.4 Veranderende ecosystemen

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
12. Je kunt de opeenvolgende stadia van successie beschrijven
13. Je kunt de factoren die successie beïnvloeden beschrijven en de rol van natuurbeheer hierin
14. Je kunt de invloed van exoten / uitheemse soorten op bestaande ecosystemen beschrijven

Slide 2 - Slide

Lezen blz. 264 -266
Tekstbegripsvragen:
1. Wat zijn kenmerken van pioniersoorten?
2. Hoe veranderen de abiotische factoren tijdens de successie?
3. Wat zijn de kenmerken van een climaxstadium?
4. Wat is het verschil tussen primaire en secundaire succesie?
5. Wat is een exoot? 

timer
7:00

Slide 3 - Slide

Kale gebieden
Lege gebieden
Hoe ga je van hier naar een tropisch regenwoud?

Slide 4 - Slide

Successie
Successie = verandering van de soortensamenstelling van een levensgemeenschap, waardoor deze geleidelijk overgaat in een andere. 


Slide 5 - Slide

Pionierecosysteem
  • Op kale grond, een kale rots, nieuwe duin zal na verloop van tijd begroeid raken met korstmossen of kleine planten. Deze eerste vegetatie heten pioniersoorten
  • Zij zijn erg tolerant wat de abiotische factoren als temperatuur betreft.
  • Deze planten trekken dieren aan, het eerste pionierecosysteem is ontstaan. Hierdoor worden de omstandigheden gunstiger voor nieuwe soorten om zich hier te vestigen.

Slide 6 - Slide

Humus
Door doodgaan van planten en dieren ontstaat humus, waardoor de omstandigheden sterk verbeterd zijn. Hierdoor kunnen grotere planten op deze plek groeien, grotere dieren zich hier vestigen en het pionierecosysteem gaat over in een ander ecosysteem. Dit maakt de omstandigheden nóg gematigder, zodat weer andere planten en dieren zich hier vestigen.

Slide 7 - Slide

Climaxstadium
Laatste stadium: climaxstadium: grote biodiversiteit, weinig schommeling in omstandigheden, veel soorten, kleine aantallen per soort.


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

eerste pioniersplanten
grotere pioniersplanten volgen

Slide 10 - Slide

grotere planten, dieren
climaxstadium

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Voorbeelden:
strand -> duinen -> bos
zand -> heide -> bos
plas -> veen/moeras -> bos
rots onder water -> koraalrif
kale grond -> steppe/prairie -> (regen)woud

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Slide

Pioniersstadium
  • weinig soorten
  • weinig interspecifieke relaties
  • kleine biomassa
  • grote invloed abiotische factoren
  • geen humus (bij primaire successie)
Climaxstadium
  • veel soorten
  • veel interspecifieke relaties
  • grote biomassa
  • kleine invloed abiotische factoren
  • veel humus

Slide 17 - Slide

Even testen..

Slide 18 - Slide

De zon heeft het meeste invloed op..
A
een climaxstadium
B
een pioniersstadium

Slide 19 - Quiz

In welk stadium heb je meer interspecifieke concurrentie?
A
subclimaxstadium
B
climaxstadium
C
pioniersstadium

Slide 20 - Quiz

Hier heb je veel humus:
A
pioniersstadium
B
climaxstadium

Slide 21 - Quiz

Ik weet hoe van een eenvoudig ecosysteem een complex ecosysteem tot stand komt.
A
eens
B
oneens

Slide 22 - Quiz