What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
colores ropa unidad 4
Programa para hoy
Los colores
La ropa
Llevar (dragen, meebrengen)
Vocabulario
Proefwerk inkijken (individueel)
1 / 16
next
Slide 1:
Slide
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quiz
,
text slides
and
2 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Programa para hoy
Los colores
La ropa
Llevar (dragen, meebrengen)
Vocabulario
Proefwerk inkijken (individueel)
Slide 1 - Slide
Overhoren
woorden blz 144 3.8 t/m 3.12
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Video
Los colores en español
Maak aantekeningen en schrijf ook de betekenissen op.
Let op: het
bijvoeglijk naamwoord
staat achter het
zelfstandig naamwoord
La
camiseta
roja
=
het
rode
T-shirt
Los
pantalones
cortos = de korte
broek
Het wordt ook mannelijk of vrouwelijk.
Slide 4 - Slide
Llevar
llevar = dragen en meenemen
Ik draag een broek
Ik neem 3 korte broeken mee op vakantie
Slide 5 - Slide
Vervoeg het werkwoord LLEVAR (dragen+ meenemen)
yo
tú
él
nosotros
vosotros
ellos
llevo
llevas
lleva
llevamos
lleváis
llevan
Slide 6 - Drag question
La ropa
Schrijf 3 woorden op die je zelf kunt gebruiken en vertel wat je vandaag aan hebt.
Por ejemplo:
Qué llevas hoy? Hoy llevo una
bufanda
negra
.
Dit heb je ook nodig bij een volgende opdracht.
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Video
la camiseta roja
las camisetas rojas
una camiseta azul
unas camisetas azules
una chaqueta naranja
unas chaquetas naranjas
una camiseta verde
unas camisetas verdes
leer ook pág. 53
el jersey rojo
los jerseys rojos
un jersey azul
unos jerseys azules
un
biquini
naranja
unos biquinis naranjas
un calcetín verde
unos calcetines verdes
Slide 9 - Slide
Completa las frases
La bandera (
vlag)
holandesa es ........., ............ y azul.
Los pitufos (smurfen) son .....
Los tomates son .....
La leche (melk) es .........
Bart Simpson es .......
La sangre (bloed) es ...........
La vaca (koe) es ...... y ........
Slide 10 - Slide
Wat voor kleding draagt je buurman/vrouw? Construye 3 frases (maak 3 zinnen)
Por ejemplo:
Ana lleva una camiseta azul
Diego lleva....
Slide 11 - Slide
TB p 49/ 4.3 A + B
A. Silvia gaat een weekendje weg naar het strand. Wat neemt ze allemaal mee?
Zet nummer 1 t/m 22 in je schrift en de bijpassende woorden erachter. Kijk in de woordenlijst. Door ze over te schrijven leer je ze.
B. Wat neem jij wel of niet mee? Schrijf een paar zinnen of schrijf samen en gesprekje. Kijk in de weektaak voor meer woorden.
Slide 12 - Slide
Terugkijken
Los colores (en hoe ze goed te gebruiken)
Las ropa
Het ww. llevar en hoe dat te vervoegen en te gebruiken in een zin
Vocabulario nuevo
Slide 13 - Slide
Los deberes
(af)maken TB 4.3
maken werkboek página 33 oefening 6 +7+ 8 +9
Denk aan je weektaak!
leer los colores
en
la ropa.
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Maak 5 zinnen zoals hieronder
En la frutería se compra fruta
En la pizzería se compra .....
En la librería se compra ....
Slide 16 - Slide
More lessons like this
Tarea 2, de kleding beschrijven (19-4)
April 2023
- Lesson with
22 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Tarea 3, kleding beschrijven (10-6)
June 2021
- Lesson with
20 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
03_video_ropa
5 days ago
- Lesson with
14 slides
Spaans
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
4. SO
May 2022
- Lesson with
19 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
15. La ropa
June 2021
- Lesson with
19 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Les 2 - V3 - ir a + infinitivo / los colores / concordancia
March 2024
- Lesson with
28 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
Unidad 5: ¡Qué bonito!
January 2021
- Lesson with
48 slides
Spaans
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Les 10 - V3.2 - ropa colores estampados + pepe
May 2023
- Lesson with
40 slides
Spaans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3